‘En wat mag dat zijn?’ Ergens vraag ik me af wat ik hier nog doe, druipend op de stoeptegels en huiverend in mijn natte spijkerbroek en doorzichtige shirt. Waarom doe ik mee aan dit nutteloze, onzinnige gesprek? Maar een groter deel van me staat als aan de grond genageld en kan zich niet losrukken.
Hij glimlacht en zijn blauwe ogen kijken me hypnotiserend aan. ‘Mensen willen nu eenmaal wat ze willen.’ Zijn lach komt diep uit zijn keel en klinkt als een laag gegrom; ik krijg er kippenvel van. ‘Het is niet zo moeilijk te ontcijferen. Wil je raden wat het is?’
Zeker dat ik iets zag bewegen, kijk ik over zijn schouder de winkel in. Ik hoop dat het Haven is, maar het is dezelfde griet die ik die avond bij Roman thuis ontmoette – die avond dat ik zo dom was bij hem langs te gaan. Ze kijkt me aan en loopt om de toonbank heen naar de voordeur waar wij staan. Ze heeft gitzwart haar, zwarte ogen en een opvallend gladde huid. Haar schoonheid is zo exotisch dat ik vergeet adem te halen.
‘Het was me een genoegen met je te kletsen, Ever. Maar ik ben bang dat je nu toch moet gaan. Sorry dat ik het zo zeg, hoor, maar je ziet er een tikkie slonzig uit. Het doet de winkel geen goed als je zo voor de deur blijft hangen. Straks verjaag je de klanten nog! Heb je trouwens kleingeld nodig voor de bus, want ik...’ Hij rommelt in zijn broekzak en haalt een hand vol kwartjes tevoorschijn. ‘Ik heb geen flauw idee wat zoiets kost, hoor. Ik heb niet meer in een bus gezeten sinds...’
‘Zeshonderd jaar geleden?’ zeg ik bits. Het meisje staat plots stil en Roman wiebelt met zijn vingers ten teken dat ze zich er niet mee moet bemoeien. Dat teken zou iedereen over het hoofd hebben gezien, maar ik niet. Ik zie dat ze even wacht en dan doorloopt naar een kamer achter in de winkel die ik niet kan zien.
Ik heb hier niets te zoeken. Dus draai ik me om. Roman roept me nog na terwijl ik de straat oversteek. ‘Zes eeuwen geleden waren er nog geen bussen! Als je niet steeds zou spijbelen bij geschiedenis, zou je dat wel weten!’
Ik reageer niet, ik wil niet meer meespelen. Bijna ben ik de hoek om, maar dan bereikt zijn telepathische bericht me. Raad eens, Ever, hoor ik hem zeggen. Denk eens goed na. Wat willen mensen nou zo ontzettend graag? Want dat zou wel eens kunnen zijn wat je naar het tegengif leidt...
Bijna struikel ik en ik moet me overeind houden met mijn handen tegen de muur nu ik Romans stem door mijn hoofd hoor echoën. Zijn zangerige accent en melodieuze toon: zo veel verschillen we niet van elkaar, jij en ik. We hebben zelfs heel veel gemeen. Het duurt nu niet lang meer, darling, tot je de kans krijgt dat te bewijzen. Het duurt niet lang meer voor je doet wat ik van je verlang.
Dan lacht hij hartelijk en laat hij me gaan.
Negenendertig
De volgende dag ga ik naar mijn werk alsof er niets gebeurd is. De ongemakkelijke omhelzing op het strand wil ik achter me laten, net als het feit dat we elkaar in vorige levens steeds zijn tegengekomen. Jude heeft daar geen herinnering aan en er is ook nooit iets tussen ons gebeurd. Daar is een reden voor.
En die reden heet Damen.
Ik heb me gehaast om hier te komen, maar toch zijn Miles en Haven me voor. Ze leunen over de toonbank en flirten allebei om het hardst met Jude.
‘Wat doen jullie hier?’ vraag ik hopelijk niet al te paniekerig als ik van de een naar de ander kijk: een triomfantelijke Haven, Miles met die glinstering in zijn ogen en Jude die het allemaal reuzegrappig schijnt te vinden.
‘O, we vertellen hem al je geheimen, overdrijven je zwakke punten en nodigen Jude meteen even uit voor mijn afscheidsfeest – je weet wel, voor het geval jij dat vergeet.’ Miles lacht.
Met rode wangen kijk ik naar Jude, maar ik weet niet wat ik moet zeggen. ‘En heel toevallig is hij die dag net vrij!’ roept Haven blij.
Ik loop om de toonbank heen alsof ik daar totaal niet mee zit. Alsof het me amper interesseert dat de jongen met wie ik blijkbaar de afgelopen vier eeuwen steeds een of andere relatie gehad heb – een relatie waarvan mijn grote liefde durft te zweren dat die nog niet voorbij is – over een paar dagen staat mee te feesten in mijn huiskamer.
Haven pakt de flyer van Judes cursus voor paranormale ontwikkeling en zwaait ermee voor mijn neus. ‘En hoe komt het dat je me hier helemaal niks over verteld hebt?’ Ze fronst haar wenkbrauwen. ‘Dit is echt iets voor mij. Je weet toch dat dit helemaal mijn ding is?’ Ze draait zich half om en schenkt Jude een brede glimlach.
‘Sorry, maar dat wist ik dus niet.’ Ik haal mijn schouders op, zet mijn tas onder de toonbank en ga op de lege kruk naast Jude zitten. Ik laat me niet meeslepen door iets wat niet waar is en vraag me liever af hoe ik die twee weer de winkel uit kan krijgen.
‘Nou, dat is wel zo. Al een hele tijd ook.’ Ze trekt een wenkbrauw op en kijkt me uitdagend aan, wachtend tot ik haar probeer tegen te spreken, maar ik trap er niet in. ‘Gelukkig heeft Jude net beloofd te kijken of ik nog mee kan doen,’ zegt ze dan grijnzend.