‘Ha, wie heeft er nu een oogje op de leraar?’ grinnikt Miles als hij haar port.
Het interesseert Haven niet. ‘Ja, hoor. Doe maar alsof je het zelf niet gezien hebt. Ik bedoel, voor een oude vent – vooral eentje met een bril en een kakibroek – ziet hij er best lekker uit.’
‘O, zeg alsjeblieft niet lekker.’ Ik kreun en moet er zelf ook om lachen. ‘Maar als je het wilt weten, ’s avonds laat hij die bril thuis en maken de Dockers plaats voor designerjeans.’
Haven lacht en staat op. ‘Dat is dan geregeld. Het feest is bij jou thuis. Dit moet ik zien!’
‘Komt Damen ook?’ Miles laat zijn mobieltje in zijn zak glijden en kijkt me onderzoekend aan.
‘Eh... weet ik nog niet... misschien.’ Ik haal mijn schouders op. Daarna pers ik mijn lippen op elkaar en krab zo hard aan mijn arm dat ik net zo goed een bord omhoog kan houden met de tekst: HÉ, KIJK NOU, IK LIEG DAT IK BARST! ‘Ik bedoel, hij heeft de laatste tijd nogal zijn handen vol aan de tweeling en...’
‘Komt hij daarom al een week niet meer naar school?’ vraagt Haven.
Ik knik en mompel een vaag verhaal over hoe hij zijn eindexamens eerder mag doen. Ik klink niet erg overtuigend en het werkt dan ook niet. Ze knikken wel, maar vooral om mij een plezier te doen. Hun aura’s en ogen vertellen me een ander verhaal – ze geloven er geen woord van.
‘Zorg jij nou maar dat Jude komt,’ zegt Miles en er fladdert iets in mijn buik als ik zijn naam hoor.
‘Ja, ik heb een back-up nodig voor het geval mijn date tegenvalt.’ Haven lacht geheimzinnig.
‘Heb je een date?’ vragen Miles en ik tegelijk, waarna we haar samen aangapen.
‘Wie dan?’ vraag ik op hetzelfde moment dat Miles uitroept: ‘Dat is snel!’
Haven grijnst en zwaait naar ons over haar schouder, op weg naar haar volgende les. ‘Je ziet het vanzelf!’
Zesendertig
Ik heb Munoz beloofd naar de les te komen (waarbij ik me een stuk meer opgelaten voelde dan hij), maar de andere leraren niet. Dus laat ik de rest van de lessen schieten en ik ga naar de winkel.
Ik denk aan Damen terwijl ik over de Pacific Coast Highway rijd en ik zie hem zo levendig voor me dat hij plotseling naast me in de passagiersstoel manifesteert. Hij kijkt me aan met die donkere, glinsterende ogen, zijn lippen een beetje open en verleidelijk. Hij legt een boeketje rode tulpen op mijn schoot neer, wat zo’n voelbare pijn veroorzaakt dat ik hem al laat verdwijnen voor hij dat automatisch doet. Ik weet dat een gemanifesteerde Damen niet goed genoeg is. Niet als de echte er gewoon is – ergens – wachtend op het eind van die drie maanden.
Maar ik kan niet wachten en ik wíl niet wachten. Ik raak dit ellendige gevoel pas kwijt als ik Damen terug heb. En dat kan alleen door Romans code te kraken. Ik moet en zal dat tegengif in handen krijgen; dat lost alle problemen op.
Ik heb geen idee waar ik hem kan vinden, behalve dan door hem thuis op te wachten. Net als Damen spijbelt hij de laatste dagen van dit schooljaar alleen nog maar.
Ik rijd het steegje in en claim de kleine plek achter de winkel. Die storm ik met zoveel energie en snelheid binnen dat Jude verbijsterd opkijkt wanneer ik naast hem sta en het afsprakenboek erop nasla.
‘Hé, als ik had geweten dat je zou spijbelen, had ik een paar readings voor je geboekt. Maar op dit moment staat er niets in de agenda.’
‘Ik spijbel niet,’ mompel ik, ook al weten we allebei dat het wel zo is. ‘Ja, oké, misschien ook wel. Maar het is de laatste week van het schooljaar, dus ik mis niks. Je vertelt het aan niemand anders, hè?’
Hij wuift de vraag met een handbeweging weg en haalt zijn schouders op. ‘Als ik dat had geweten, had ik mijn surfplank meegenomen.’
‘Dan ga je hem toch halen?’ Ik loop naar de boekenplank en zet de titels in een andere volgorde. Ik houd liever afstand, dan voel ik de verleidelijke kalmte niet die hij uitstraalt. ‘Ik meen het,’ houd ik vol als hij niet beweegt. ‘Ik hou de winkel wel voor je in de gaten.’
Hij kijkt me strak aan. ‘Ever...’ begint hij.
Na een blik in zijn richting, weet ik waar dit heen gaat. Ik wil hem geruststellen voor hij het kan zeggen. ‘Je hoeft me niet te betalen,’ zeg ik met mijn armen vol boeken. ‘Ik kom niet voor de extra uren. Sterker nog, het maakt me niet eens uit of je me wel of niet betaalt.’
Even knijpt hij zijn ogen tot spleetjes, dan houdt hij zijn hoofd schuin. ‘Dat meen je nog ook, hè?’
Ik haal mijn schouders op en zet de boeken een voor een terug, terwijl ik de tijd neem ze allemaal recht op een rijtje te zetten. ‘Ja, dat meen ik.’ Het voelt fijn om weer een geheim kwijt te zijn, ook al is dit nogal onbeduidend.