‘Dit is meer een dagboek, zoals je zei. Een persoonlijk document waarin een heks bijhoudt wat ze geleerd heeft. Alles wat ze deed en waarom, hoe ze zich voelde, wat het resultaat was en ga zo maar door. Daarom zijn deze boeken vaak geschreven in een code, een geheimschrift. Ook wel bekend als Thebaans schrift, zoals hier.’
Mijn schouders zakken omlaag en ik tuit mijn lippen. Ik dacht vooruitgang te boeken, maar dit zijn twee enorme stappen achteruit.
‘Zoek je een specifieke betovering? Een liefdesspreuk, misschien?’
Ik tuur naar hem door twee spleetjes. Waarom vraagt hij dat?
‘Sorry.’ Hij haalt zijn schouders op en kijkt me vluchtig aan, al rusten zijn ogen iets te lang op mijn lippen. ‘Ik dacht gewoon dat er problemen waren als ik merk hoe jij en Damen elkaar de laatste dagen lijken te ontwijken.’
Met mijn ogen dicht wacht ik tot die steek is gezakt. Het is pas een week zo. Een hele week zonder Damen en zijn lieve, telepathische berichten, zijn warme, liefdevolle knuffels. Het enige bewijs dat hij nog leeft was de aangevulde voorraad elixir in mijn koelkast. Die moet hij hebben neergezet terwijl ik sliep. En daarbij heeft hij zijn uiterste best gedaan klaar te zijn voor ik wakker werd. Elk uur zonder hem is zo zwaar, zo eenzaam, een kwelling. Ik heb geen idee hoe ik het een hele zomer zonder hem moet volhouden.
Judes energie verandert. Zijn aura trekt zich terug op het moment dat de randen een gevoelige, blauwe kleur vertonen. ‘Wat je ook zoekt,’ zegt hij nu weer zakelijk, ‘het moet hierin staan.’ Hij prikt met zijn duim op de pagina. ‘Je moet het alleen de tijd geven om door te dringen. Het boek staat vol met de kleinste details en het onderwerp is vrij breed.’
‘Hoe kom jij er eigenlijk aan?’ Ik zie zijn dreadlocks naar voren vallen en vlak boven zijn lip eindigen. ‘En hoe lang heb je het boek al?’ Opeens lijkt me dat belangrijk.
Hij wendt zijn blik af en haalt zijn schouders op. ‘Ik heb het een keer ergens meegekregen – van een gozer die ik toen kende. Dat is alweer lang geleden.’
‘Lekker vaag.’ Ik schenk hem een halve glimlach, maar hij reageert er niet op. ‘Even serieus, je bent toch pas negentien? Hoe lang geleden kan het zijn?’ Ik houd hem nauwlettend in de gaten, denkend aan die keer dat ik Damen precies dezelfde vraag stelde – voor ik wist wat hij was. Opeens voel ik kippenvel opkomen. Zijn scheve gebit, het litteken door zijn wenkbrauw, de warrige bos dreadlocks die voor die bekende ogen vallen... Ik prent mezelf in dat ik hem ken uit een ver verleden, dat is alles. Hij is niet zoals ik.
‘Ach, ik hou dat allemaal niet zo bij,’ zegt hij met een lachje dat erg gedwongen en oppervlakkig klinkt. ‘Ik leef meer in het nu. Maar dan nog, wat zal het zijn? Vier of vijf jaar geleden, toen ik me begon te interesseren voor dit onderwerp.’
‘Is Lina erachter gekomen? Heb je het boek daarom verstopt?’
Zijn gezicht loopt rood aan. ‘Ik durf het bijna niet toe te geven, maar Lina heeft ooit een popje gevonden dat ik had gemaakt. Daarvan raakte ze al over haar toeren. Ze dacht dat het een voodoopoppetje was en trok de verkeerde conclusies.’
‘Popje?’ herhaal ik vragend.
‘Een magisch voorwerp.’ Hij haalt zijn schouders op en het gezicht met de rode wangen draait zich naar mij. ‘Ik was nog maar een kind, wat zal ik zeggen? Ik was er in elk geval van overtuigd dat het zou helpen om een bepaald meisje verliefd op me te laten worden.’
‘En?’ Ik merk dat ik mijn adem inhoud en hem nieuwsgierig aanstaar. Tegelijkertijd voel ik een vlaag van jaloezie.
‘Lina heeft het ding vernietigd voor ik het kon proberen. Dat was misschien maar goed ook. Het meisje had toch alleen maar voor problemen gezorgd.’
‘Ah, je gebruikelijke type, dus.’ Waarom zeg ik dat nou?
Hij kijkt me met een schittering in zijn ogen aan. ‘Oude gewoontes...’
Zo blijven we een ogenblik zitten. Hij kijkt mij aan, ik kijk hem aan, met ingehouden adem. De seconden tikken voorbij tot ik me weet los te maken en me weer op het boek richt.
‘Ik zou je dolgraag helpen,’ zegt hij dan zacht. ‘Maar ik krijg het gevoel dat jouw zoektocht daar te persoonlijk voor is.’
Net als ik iets wil zeggen, gaat hij verder. ‘Geen probleem, hoor, ik begrijp het volkomen. Maar als je van plan bent een spreuk op te zeggen, dan moet je wel het een en ander weten.’ Hij kijkt me aan om er zeker van te zijn dat hij mijn aandacht heeft. ‘Ten eerste is het altijd een laatste redmiddel. Pas als je alle andere mogelijkheden hebt gehad. Ten tweede zijn spreuken in essentie een recept voor verandering. Je wilt iets bereiken of iets veranderen wat... nou ja, wat anders moet. Dat werkt alleen als je duidelijkheid hebt over je doel. Je moet de gewenste uitkomst kunnen visualiseren en daar vervolgens al je energie op richten.’