Die zin mag hij van mij niet afmaken. Ik onderbreek hem en roep uit alle macht: ‘Ik heb al geprobeerd zonder je te leven, toen ik terugreisde in de tijd, weet je nog? En rara wat gebeurde er toen? Ik kwam weer hier terug – dat was mijn lot!’ Mijn ogen staan vol tranen, maar ik blijf hem aankijken. Ik wil dat hij ze ziet. Ik wil dat hij weet wat zijn misplaatste onzelfzuchtigheid met mij doet.
‘Ever, dat betekent niet dat je bij mij hoort. Het kan net zo goed betekenen dat je terug moest om Jude te vinden. En nu dat gelukt is...’
Ik zucht en wil hem niet laten uitpraten. Ik heb nog veel meer voorbeelden die bewijzen dat hij ernaast zit. ‘En die keer dat je je hand vlak voor de mijne hield en me de tinteling en warmte liet voelen? Weet je dat nog? Je zei zelf dat het zo hoort te voelen tussen twee zielsverwanten. Hoe zit het daarmee? Meende je dat niet? Of wil je het soms terugnemen?’
‘Ever...’ Hij wrijft in zijn ogen en schudt zijn hoofd. ‘Ever, ik...’
‘Begrijp je het dan echt niet?’ Nu schud ik mijn hoofd en ik voel aan de energie om hem heen dat het allemaal niet meer uitmaakt. En toch ga ik verder. ‘Snap je niet dat ik alleen maar bij jou wil zijn?’
Hij legt zijn hand tegen mijn wang, zijn vingers zo zacht en liefdevol – een pijnlijke herinnering aan wat ik niet meer zal voelen. Zijn gedachten stromen uit zijn hoofd naar mij. Hij smeekt me te begrijpen dat dit nodig is, dat ik het tijd moet geven.
Denk alsjeblieft geen moment dat dit een eenvoudig besluit voor me is, Ever. Ik had geen idee hoe pijnlijk en kwetsend het kan zijn om iets te doen wat niet uit eigenbelang is. Misschien heb ik het daarom nooit eerder gedaan... Hij glimlacht en probeert de sfeer luchtig te houden, maar ik weiger mee te doen. Ik wil dat hij zich net zo leeg en ellendig voelt als ik.
Ik heb je je familie ontnomen, gaat hij verder. Je zult ze nooit meer zien. Hij knijpt zijn ogen toe. Ik heb je ziel in gevaar gebracht. Maar, Ever, je moet naar me luisteren, je moet het begrijpen. Je moet absoluut zelf de keuze maken over het enige wat je nog zelf kunt bepalen – zonder dat ik je daarbij beïnvloed!
‘Ik heb mijn keuze al gemaakt,’ zeg ik bits en vermoeid. Ik heb geen fut meer om te vechten. ‘Ik heb voor jou gekozen en daar kun je niets aan doen.’ Ik kijk hem aan, wetend dat het geen zin heeft. Hij heeft zijn besluit al genomen. ‘Damen, toe. Wat maakt het nou uit dat ik hem jaren geleden heb gekend in een land waar ik sindsdien nooit meer ben geweest. Nou én! Dat was één leven. Van de hoeveel?’
Hij kijkt me aan en sluit zijn ogen voor hij fluistert: ‘Het was niet maar één keer, Ever.’ De galerie rondom ons verdwijnt, al blijven de windmolens en de tulpen wel staan. Damen toont me een nieuwe scène – meer dan een, zelfs. Parijs, Londen, New England, allemaal netjes naast elkaar in een rijtje, midden in het negentiende-eeuwse Amsterdam waar we nog steeds staan. Elk plaatje past in zijn eigen tijdsbeeld – de architectuur, de kleding, alles klopt. Maar er zijn geen andere mensen te zien. Slechts drie personen, elke keer weer.
Ik zie mezelf in diverse gedaantes – het Parijse dienstmeisje, het verwaande societygrietje uit Londen, de puriteinse jonge vrouw... Steeds weer duikt Jude naast me op. Als Franse staljongen, een Britse graaf, een jongen uit dezelfde parochie... We zijn elke keer anders en veranderen, maar de ogen zijn herkenbaar en hetzelfde.
Ik kijk toe en neem elke schets in me op, een voor een. Ze spelen zich af als een toneelstukje. Mijn interesse in Jude verdwijnt steeds zodra Damen opduikt. Hij is even magisch en aantrekkelijk als in deze eeuw en laat geen kans onbenut om mij over te halen.
En daar sta ik dan, buiten adem, met een mond vol tanden. Het mag van mij allemaal weer verdwijnen.
Ik kijk Damen aan en besef waarom hij zich zo voelt. Maar voor mij heeft dit allemaal geen diepere betekenis. Ik weet wat ik wil, wat mijn hart wil.
‘Je bent dus vastberaden. Nou, fijn. Ik vind het niks, maar vooruit. Maar vertel me dan nog één ding: hoe lang houden we dit vol? Een paar dagen? Een week?’ Ik houd mijn hoofd schuin. ‘Hoe lang heb je nodig om te accepteren dat ik voor jou kies – wat er ook gebeurt, wat jij ook denkt of zegt, hoe oneerlijk de strijd tussen jullie ook geweest mag zijn. Ik heb elke keer voor jou gekozen en dat blijf ik doen. Ik wil alleen jou.’
‘Dit is niet iets waar je zomaar een deadline aan hangt. Je moet jezelf de tijd geven, tijd om mij uit je hoofd te zetten, tijd om verder te kijken...’
‘Hé, dat jij dit nou zo koppig wilt doorzetten. Dat jij zo nodig wilt doen wat “juist” is, ongeacht wat ik ervan vind... Het mag dan jouw stomme spelletje zijn, maar je bepaalt de regels niet in je eentje. Als je het zo belangrijk vindt dat ik mijn eigen beslissingen neem, dan besluit ik dat je aan het einde van de dag antwoord krijgt.’