Home>>read Schaduwland free online

Schaduwland(80)

By:Alyson Noel


‘Hoe voelt het?’ vraagt hij. Zijn stem klinkt een stuk dichterbij dan ik verwachtte.

‘Goed.’ Ik knik en blijf me concentreren op de felle, witte straal van licht. ‘Het voelt warm en prettig en... goed.’ Ik haal mijn schouders op. Deze ervaring is veel belangrijker dan lang zoeken naar de juiste woorden om haar te omschrijven.

‘Dit moet je elke dag herhalen. Maar het hoeft nooit langer te duren dan nu. Zodra je jezelf eenmaal ziet in die straal van wit licht, hoef je dat alleen maar te ondersteunen door een paar keer goed, diep adem te halen om jezelf te zuiveren. Dat volg je op door een vlug beeld waarin je jezelf veilig opgesloten ziet in dat licht en je bent er klaar voor. Het is geen slecht idee om dit beeld en het gevoel af en toe opnieuw op te roepen. Want volgens mij word je hier nog heel populair.’

Hij legt een hand plat op mijn schouder, zijn vingers gespreid over het katoen van mijn shirt. Het gevoel dat ik krijg is elektrisch en letterlijk schokkend. Het visioen is zo duidelijk en helder dat ik overeind spring van schrik.

‘Damen!’ roep ik uit met krasserige, ruwe stem. Mijn vriendje staat precies op dat moment in de deuropening en kijkt naar mij – naar ons.

Hij knikt en ontmoet mijn blik eerst op zijn gewone manier, vol liefde en warmte. Maar hoe langer hij die blik vasthoudt, hoe sterker ik het gevoel krijg dat er meer achter steekt. Iets verontrustends. Iets duisters. Iets wat hij me blijkbaar niet van plan is te vertellen.

Ik loop naar hem toe en pak de hand vast die hij naar me uitsteekt. Het beschermende laagje energie pulseert tussen ons in. Ik was er altijd zeker van dat niemand anders dat kon zien, maar nu merk ik dat Jude nieuwsgierig door zijn wimpers heen kijkt.

Dan kijk ik weer naar Damen, maar het lukt me niet uit te vogelen wat er in zijn blik verborgen ligt. Wat doet hij hier eigenlijk precies op dit moment? Voelde hij iets?

Zijn armen houden me steviger vast en hij trekt me naar zich toe. ‘Het spijt me dat ik zo kom binnenvallen, maar Ever en ik hebben een afspraak ergens.’

Ik kijk op en kan wel wegdromen als ik langer naar hem kijk. De gladde lijnen van zijn gezicht, de soepele rondingen van zijn mond en de tintelingen en warmte die ik van hem naar mij voel stralen.

Jude komt overeind en loopt met ons mee de gang in. ‘Sorry, ik wilde haar niet al te lang bezighouden.’ Hij steekt een hand naar me uit, kijkt dan naar mijn schouder en laat hem weer slap naast zijn zij vallen. ‘O, wacht, dat vergeet ik helemaal! Het boek! Waarom neem je het niet mee? Ik heb het hier toch niet nodig.’

Hij draait zich terug naar het kantoortje en wil de la opentrekken. Ik zou het boek dolgraag aanpakken en dan hard wegrennen. Maar als ik voel hoe Damen verstijft en zie hoe Judes aura ondertussen alleen maar lichter wordt, lijkt het wel een test. Ik moet me dan ook dwingen om te zeggen: ‘Dank je, maar vanavond heb ik ’t toch niet nodig. Damen en ik hebben andere plannen.’

Meteen voel ik dat Damen zich ontspant. Jude kijkt van hem naar mij. ‘Geen probleem, hoor,’ zegt hij. ‘Dan komt het wel een keer.’ Hij kijkt me zo lang aan dat ik mijn hoofd maar afwend.

Ik trek Damen mee naar buiten, de straat op, en doe mijn best de restenergie van Jude zo snel mogelijk van me af te schudden. Net als de beelden en gedachten die hij me net per ongeluk heeft laten zien.





Dertig

‘Hé, hij is er nog!’ Ik stap grijnzend in de BMW, blij te zien dat deze auto het heeft gewonnen van de grote, lelijke gezinswagen.

‘Je had gelijk.’ Zijn ogen staan nog steeds ernstig, maar zijn stem klinkt al vriendelijker. ‘Ik ben een beetje doorgedraafd met dat veiligheidsgedoe. Bovendien rijdt deze wagen veel lekkerder.’

Nieuwsgierig wacht ik af wat hij vandaag van plan is. Waarschijnlijk wil hij me verrassen, zoals gewoonlijk, dus ik zeg niets en kijk uit mijn raam. Hij rijdt de straat op en baant zich een weg door het verkeer. Pas als we alle andere auto’s achter ons hebben gelaten, trapt hij zijn gaspedaal flink in. Hij trekt zo vlug op dat ik niet eens kan raden waar we heen gaan en we er al zijn.

‘Waar zijn we?’ Ik kijk verbaasd om me heen. Weer weet hij iets totaal onverwachts te doen.

‘Ik nam al aan dat je hier niet eerder bent geweest.’ Hij opent mijn portier en pakt mijn hand vast. ‘Dat klopt dus?’

Ik knik en kijk om me heen naar het verdorde, woestijnachtige landschap met slechts hier en daar een struik. Tegen de achtergrond zie ik diverse bergen en duizenden windmolens staan. En nee, ik overdrijf echt niet. Ze zijn reusachtig groot. Allemaal wit. En allemaal draaien ze.

‘Dit is een windmolenpark.’ Hij hijst zich omhoog en gaat op de achterklep van de wagen zitten. Hij veegt een plekje naast zich schoon voor mij. ‘De beweging van de wind wekt elektriciteit op. In een uur tijd wordt er al genoeg gegenereerd om een doorsneehuishouden een maand van stroom te voorzien.’