Home>>read Schaduwland free online

Schaduwland(63)

By:Alyson Noel


Hij plant een kus op mijn voorhoofd en glimlacht. Daarna pakt hij mijn hand vast, neemt me mee naar de voordeur en zegt: ‘Er is een tentoonstelling die ik je wil laten zien. Het is er nu niet druk, dus het duurt niet lang. Ik beloof je, daarna kunnen we overal naartoe. Wat je maar wilt.’

Ik staar naar de indrukwekkende, dikke deuren, die gekoppeld zijn aan hightech alarmsystemen, die ongetwijfeld in verbinding staan met andere hightech alarmsystemen, die weer communiceren met de beveiliging. Binnen staan vast diverse bewakers klaar met machinegeweren en hun vingers op de trekker. Als we nu niet al worden vastgelegd door een camerasysteem met een beveiligingsbeambte achter een monitor die allesbehalve blij naar zijn scherm staart en op de alarmknop onder zijn bureau drukt.

‘Wil je echt, serieus, proberen in te breken?’ Ik slik en voel dat mijn handen klam zijn. Mijn hart bonkt tegen mijn ribben en ik hoop maar dat hij een grapje maakt, al weet ik beter.

‘Nee,’ fluistert hij terwijl hij zijn ogen dichtdoet en me gebaart zijn voorbeeld te volgen. ‘Ik ga het niet probéren, het gaat me ook lukken. En als je het niet erg vindt, dan kun je me mooi helpen door je ogen dicht te doen en mee te werken.’ Hij buigt dichter naar me toe en ik voel zijn lippen tegen mijn oor als hij fluistert: ‘Ik beloof je dat er niets zal gebeuren. We worden niet betrapt of gestraft en we gaan niet naar de gevangenis. Echt niet. Ik zweer het je.’

Ik staar hem aan en overtuig mezelf dat iemand die al zeshonderd jaar oud is vast wel vaker kattenkwaad heeft uitgehaald en weet hoe hij ermee wegkomt. Na een keer diep ademhalen, doe ik mee. Ik volg de stappen die hij me in gedachten laat zien tot de grote deuren automatisch openzwaaien, de sensoren zijn uitgeschakeld en de bewakers in een diepe slaap zijn verzonken. Dat wil zeggen, ik hoop dat het een lange, diepe slaap is. Hoe langer en dieper, hoe beter.

‘Ben je er klaar voor?’ Hij kijkt me aan en zijn mondhoeken krullen omhoog.

Ik aarzel nog. Mijn handen trillen en mijn ogen schieten heen en weer. Die sleur klinkt op dit moment zo slecht niet. Ik slik en doe een eerste stap. Mijn rubberen zolen zijn geen goed idee op de geboende, stenen vloer – ze maken een snerpend, hoog geluid dat me ineen doet krimpen.

‘Wat vind je ervan?’ Damen kijkt me enthousiast en blij aan. Hij heeft het naar zijn zin en hoopt dat ik me net zo voel. ‘Ik dacht er wel even aan je mee te nemen naar Zomerland, maar aan de andere kant verwacht je dat juist. Dus wil ik je laten zien hoe magisch het kan zijn op het gewone, alledaagse, aardse vlak.’

Ik knik allesbehalve enthousiast, al doe ik mijn best dat te verbergen. Ik kijk om me heen, de gigantisch grote ruimte met de hoge plafonds, hoge ramen en een overvloed aan gangen waardoor overdag vast veel licht binnenvalt. ’s Nachts ziet het er alleen maar griezelig uit. ‘Dit museum is reusachtig! Ben je hier al eens eerder geweest?’

Hij knikt en loopt voor me uit naar de ronde informatiebalie in het midden. ‘Eén keertje, vlak voor het officieel open was. Er hangen hier allerlei belangrijke schilderijen, maar er is één specifieke tentoonstelling die ik het liefst wil zien.’

Hij pakt een informatiefolder uit het rekje en drukt zijn handpalm plat tegen de voorkant tot hij weet waar hij moet zijn. Dan zet hij het foldertje terug en neemt me mee eerst de ene hal in, dan de andere en een paar trappen op. Het enige licht dat ons helpt de weg te vinden komt van de nachtlampen en hier en daar wat maanlicht dat door de ramen binnenvalt.

‘Is dit het?’ vraag ik als ik Damen zie stilstaan bij een schilderij met de titel Madonna met de heilige Mattheüs. Vol bewondering en bewegingsloos staart hij voor zich uit. Ik kan wel zien hoe gelukkig hij zich voelt.

Niet in staat iets uit te brengen, knikt hij alleen. Hij heeft even nodig om zich te herstellen, maar draait zich dan om. ‘Ik heb veel gereisd en op verschillende plekken gewoond. Maar toen ik vier eeuwen geleden Italië verliet, heb ik gezworen er nooit meer terug te keren. De renaissance was voorbij en mijn leven... Nou ja, ik wilde ook wel eens verder. Tot ik hoorde van een groep nieuwe schilders, de School van Carracci in Bologna, die had gestudeerd onder de grote meesters, onder wie mijn goede vriend Rafaël. Zij vonden een nieuwe manier van schilderen uit en hebben op hun beurt de volgende generatie beïnvloed.’ Hij wijst naar het schilderij vlak voor ons. Hoofdschuddend staart hij opnieuw vol bewondering naar het doek. ‘Kijk nou toch naar die zachte uitstraling, die textuur, de compositie! Het intense spel van licht en kleur! Het is zo...’ Weer schudt hij zijn hoofd. ‘Het is domweg briljant!’ roept hij vol ontzag uit.

Mijn blik glijdt van het schilderij naar hem. Wat zou ik het graag zo zien als hij. Niet als een oud, onbetaalbaar en waardevol plaatje dat aan de muur hangt, maar als een doek met die pracht en schoonheid die hij erin ziet – een soort wonder.