Daar heb ik nog niet over nagedacht. Ik vraag me af of ik moet kiezen voor Rachel, als eerbetoon aan mijn beste vriendin uit Oregon. Of toch iets gewoners als Anne of Jenny of iets in die geest. Alhoewel... mensen verwachten altijd dat helderzienden allesbehalve doorsnee zijn. Ik kijk uit over het strand. ‘Avalon.’ Na een boom en een basketbalveldje is dat het derde wat ik tegenkom. Het bevalt me wel en het klinkt niet onaardig. ‘Je weet wel, naar het stadje op Catalina Island?’
Hij knikt en loopt met me mee naar buiten. ‘En wat is het tweede?’
Ik draai me om, haal diep adem en hoop dat hij goed luistert. ‘Je kunt het veel beter treffen dan Stacia.’
Hij kijkt me aan en laat zijn ogen over mijn gezicht glijden. Hij legt zich blijkbaar neer bij de waarheid, al is hij er niet echt gelukkig mee die van mij te horen.
‘Je hebt de gewoonte om voor de verkeerde meisjes te vallen.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Maar dat weet je al, hè?’
Ik wacht op antwoord, in elk geval een reactie op wat ik zeg, maar hij haalt zijn schouders op en wuift me weg. Hij kijkt me na als ik naar mijn auto loop, zonder te weten dat ik zijn gedachten kan horen als hij denkt: ja, vertel mij wat.
Zestien
Op het moment dat ik de oprit op rijd, belt Sabine me op mijn mobieltje. Ik kan gerust pizza bestellen, want ze moet overwerken vanavond. Het liefst wil ik haar meteen vertellen over mijn nieuwe baan, maar ik doe het niet. Ik bedoel, ja, ze moet het natuurlijk weten, al is het maar om ervoor te zorgen dat ze de stageplek op haar werk niet voor me vasthoudt. Maar ik kan haar toch niet zomaar vertellen wat voor baan ik nu heb? Dat vindt ze vast vreemd. Zelfs als ik alle details weglaat over betaald worden om helderziend te zijn (en geloof me, ik ben mooi niet van plan om dat te vertellen), dan nog zal ze het toch raar vinden dat ik opeens een baan heb. En wel bij een esoterische boekwinkel. Misschien vindt ze het zelfs stom. Wie weet?
Sabine steekt vooral rationeel en zakelijk in elkaar, dus dit vindt ze vast niks. Ze houdt meer van een wereld die voorspelbaar en goed georganiseerd is, waarin voor alles een logische verklaring bestaat. Ook al lijkt de echte wereld daar totaal niet op. Ik vind het vreselijk om tegen haar te liegen, maar ik zie in dit geval weinig alternatieven. Ze mag de waarheid niet te weten komen, laat staan dat ik straks readings geef als helderziende onder het pseudoniem Avalon.
Ik vertel haar wel gewoon dat ik ergens in de buurt een baan heb gevonden, niets bijzonders. In een gewone boekwinkel of misschien zelfs bij Starbucks of zoiets. Dan moet ik natuurlijk nog wel een goede smoes bedenken voor het geval ze besluit een keer langs te komen.
Ik parkeer de auto in de garage en loop de trap op. In mijn kamer laat ik mijn tas op bed vallen zonder op of om te kijken en loop dan naar mijn kast, waar ik mijn shirt uittrek. Net als ik mijn spijkerbroek wil losmaken, zegt Damen: ‘O, trek je van mij maar niets aan, hoor. Ik geniet wel van het uitzicht.’ Automatisch sla ik mijn armen voor mijn borst en mijn hart klopt drie keer zo snel van schrik. Damen fluit op een lage, langgerekte toon en glimlacht dan naar me.
‘Ik merkte niet eens dat je er was. Ik voelde je aanwezigheid niet eens,’ zeg ik, met een hand op zoek naar mijn shirt.
‘Je was vast te veel afgeleid.’ Hij grijnst en geeft een klopje vlak naast hem op mijn bed. Zijn gezicht vertoont ingehouden plezier als ik mijn shirt snel aantrek voor ik bij hem ga zitten.
‘Wat doe je hier?’ Het antwoord interesseert me niet, ik ben allang blij weer bij hem te zijn.
‘Ik dacht, aangezien Sabine vanavond toch moet overwerken tot laat...’
‘Hoe wist jij...’ Maar ik schud mijn hoofd en lach. Natuurlijk weet hij dat. Hij kan ieders gedachten lezen, ook de mijne – maar alleen als ik dat wil. Meestal scherm ik me niet af en heeft hij volledig toegang tot alles in mijn hoofd, maar op dit moment ben ik daar nog niet aan toe. Ik heb het gevoel dat ik het moet uitleggen, dat ik mijn kant van het verhaal moet vertellen voor hij mijn gedachten ziet en zelf conclusies trekt.
‘Na school kwam je ook al niet langs...’ Hij leunt dichter naar me toe en zoekt mijn blik.
‘Ik wilde je de tijd geven met de tweeling.’ Ik trek een kussen van mijn bed, houd het voor mijn buik en pulk aan het zoompje. ‘Je weet wel, om een beetje jullie draai te vinden met z’n allen bij elkaar... en zo...’ Ik haal mijn schouders op en kijk hem aan. Ik kan zien dat hij me geen moment gelooft.
‘O, maar we zijn al aan elkaar gewend, hoor.’ Hij lacht. ‘Dat kan ik je verzekeren.’ Dan schudt hij zijn hoofd. ‘Het was me het dagje wel. Druk en erg... interessant, om het zo te zeggen. Maar we hebben je wel gemist.’ Hij glimlacht en laat zijn blik over mijn haren, gezicht en lippen glijden, waar hij blijft hangen als een zachte, lange kus. ‘Ik had je er veel liever bij gehad.’