‘Maar we willen hier helemaal niet wonen,’ protesteert Rayne. ‘Je zei dat dit een tijdelijke oplossing was tot je een manier vindt om ons terug te sturen, weet je nog wel?’
Ik haal diep adem en mijn vingers omklemmen het stuur nog steviger. Ik blijf me maar voorhouden hoe bang ze moet zijn, ook al gedraagt ze zich als een verwend nest.
‘Natuurlijk is het maar tijdelijk,’ knik ik met een geforceerde glimlach. Althans, dat is wel mijn bedoeling, want anders zal er toch iemand erg ontevreden zijn... Ik stap uit de auto en gebaar dat ze mee moeten komen. ‘Willen jullie je nieuwe, tijdelijke huis zien?’
Ik loop naar de voordeur met de twee meisjes vlak op mijn hielen. Zal ik kloppen en wachten tot Damen opendoet of mezelf binnenlaten, aangezien hij toch nog slaapt? Ik wil voor de laatste optie gaan, maar Damen is me te snel af en staat in de deuropening. Hij kijkt me aan en zegt: ‘Is alles in orde?’
Ik glimlach en stuur hem meteen een telepathisch berichtje: voor je iets zegt – wat dan ook – blijf alsjeblieft rustig en laat het me uitleggen. Zijn nieuwsgierige, vragende blik zegt genoeg. ‘Mogen we binnenkomen?’
Hij doet een stap opzij en zijn ogen worden groot wanneer Romy en Rayne achter me vandaan stappen en op hem af vliegen. Vier dunne armpjes worden om zijn middel geslagen en twee gezichtjes kijken hem vol bewondering aan. ‘Damen! Jij bent het! Je bent het echt!’ En het is niet dat ik deze hereniging niet gezellig vind, maar het valt me wel op dat hun reactie op hem – vol liefde en enthousiasme – zo’n beetje het tegenovergestelde is van die op mij.
‘Hé!’ Hij grijnst, aait hen over hun hoofd en bukt zich om bij allebei een dikke kus op hun hoofd te planten. ‘Hoe lang is dat geleden?’ Hij komt overeind en kijkt hen vragend aan.
‘Een week,’ zegt Rayne met een blik vol genegenheid op haar gezicht. ‘Een paar tellen voor Ever haar bloed in het tegengif liet druppelen en daarmee alles verpestte.’
‘Rayne!’ Romy kijkt van haar zus naar mij en schudt haar hoofd, maar ik laat het gaan. Deze strijd zal ik nooit winnen.
‘Ik bedoel de keer daarvoor.’ Damen staart over hun hoofden heen in de verte en probeert zich te herinneren wanneer dat was.
Ze kijken ondeugend op. ‘Zes jaar geleden toen Ever nog maar tien jaar oud was!’
Mijn mond zakt open en volgens mij puilen mijn ogen uit als ik Damen aankijk. ‘O, juist ja. Dankzij jullie heb ik haar weer kunnen vinden. En omdat jullie weten hoeveel ze voor mij betekent, zou ik het fijn vinden als jullie even aardig tegen haar zijn als tegen mij. Dat is toch niet te veel gevraagd, hè?’ Hij houdt een vinger onder Raynes kin en tilt haar hoofd omhoog, waardoor ze begint te glimlachen en haar wangen rood aanlopen.
‘Vertel me eens, waaraan heb ik deze eer te danken?’ Hij loopt voor ons uit naar de nog lege woonkamer. ‘Deze hereniging met twee zeer goede vriendinnen die er trouwens geen dag ouder uitzien dan de laatste keer?’
De meiden kijken elkaar giechelend aan. Ze zijn helemaal in de wolken en het maakt niet uit wat hij zegt. Voor ik een antwoord kan bedenken dat hem langzaam het verhaal vertelt en hem voorbereidt op het idee dat de twee voorlopig bij hem komen wonen, kijken zij elkaar aan en roepen blij: ‘Ever zegt dat we bij jou mogen wonen!’
Damen kijkt om, nog steeds glimlachend. Maar in zijn ogen zie ik hoe geschokt hij is.
‘Tijdelijk,’ zeg ik met nadruk terwijl ik hem in gedachten een enorm boeket rode tulpen stuur. ‘Tot ik een manier kan vinden om hen terug te sturen naar Zomerland of zij hun magische krachten terugkrijgen. Een van de twee.’ En telepathisch erachteraan: weet je nog dat je zei hoe belangrijk het was je karma weer in evenwicht te krijgen om goed te maken wat je in het verleden gedaan hebt? Hoe kun je dat beter doen dan iemand helpen die je echt nodig heeft? Bovendien kun je nu het huis houden, want die extra ruimte heb je zo wel nodig. Het is de perfecte oplossing – iedereen heeft er baat bij! Ik knik en glimlach zo overdreven tijdens deze gedachtestroom dat ik lijk op zo’n knikkend dashboardpoppetje.
Damen kijkt van mij naar de meisjes, lachend en hoofdschuddend. ‘Natuurlijk mogen jullie hier blijven. Zo lang als nodig. Zullen we meteen naar boven gaan zodat jullie je eigen kamer kunnen uitkiezen?’
Ik zucht – mijn perfecte vriendje is net nog een beetje perfecter geworden. Ik loop achter de drie aan en de tweeling stormt de trap al op. Ze zijn blij, giechelig en heel anders nu Damen er is.
‘Mogen we deze kamer?’ vragen ze tegelijk met een glinstering in hun ogen. Ze staan in de deuropening van de lege ruimte die vroeger Damens ‘speciale’ kamer was.
Automatisch en veel te vlug roep ik al: ‘Nee!’ Vervolgens krimp ik ineen als ik ze met half dichte ogen naar me zie kijken. Ik voel me schuldig dat alles zo moeizaam verloopt, maar ik ben nog steeds van plan deze kamer terug te brengen in zijn oorspronkelijke staat, vol met Damens herinneringen. Dat lukt niet als zij hier slapen. ‘Deze kamer is bezet,’ zeg ik, al doet het weinig om de strenge toon te verzachten. ‘Maar er zijn er nog veel meer, het is een reusachtig huis. Wacht maar af. Er is zelfs een zwembad!’