Ik gebaar naar Rayne en loop naar de futon. Waarom lagen ze niet daarop in plaats van op de harde grond? ‘Kom,’ zeg ik met een blik achterom. ‘Kom jij maar hier rechts van mij zitten en Romy, jij aan deze kant.’ Ik geef een klopje op het kussen. ‘Pak allebei mijn handen vast en sluit jullie ogen, daarna moet je je concentreren en zorgen dat je het licht voor je ziet. Stel je voor dat de gouden sluier van licht vlak voor je hangt. Zodra dat beeld scherp en helder is, moet je je voorstellen dat je door het licht heen stapt. Ik ben de hele tijd vlak bij jullie en zorg ervoor dat jullie veilig zijn. Oké?’
Snel kijk ik naar allebei en zie ze knikken. Dan bereiden we ons voor, met alle noodzakelijke stappen. Zodra ik door de sluier van licht stap en in het heerlijk geurende veld sta, doe ik mijn ogen weer open. Dan pas merk ik dat ik alleen ben.
‘Ik zei het je toch,’ merkt Rayne droogjes op wanneer ik terugkom. Ze staat vlak voor me met een verwijtende blik. Haar kleine, bleke handen rusten op haar heupen. ‘Ik zei toch dat onze magische gaven zijn verdwenen. We zitten hier vast en we kunnen niet terug. En dat allemaal omdat we jou probeerden te helpen!’
‘Rayne!’ valt Romy hoofdschuddend uit. Met een verontschuldigende uitdrukking kijkt ze me aan.
‘Nou, het is toch zeker zo!’ Rayne pruilt. ‘Ik zei nog dat we het risico niet moesten nemen. Ik voorspelde ook dat ze niet zou luisteren. Dat had ik gezien in een visioen. Dat de kans enorm groot was dat ze de verkeerde beslissing zou nemen. En, mocht ik dat nog moeten herhalen, dat was ook zo!’ Ze fronst haar wenkbrauwen en schudt haar hoofd. ‘Het ging precies zoals ik voorzag. En nu zitten wij met een enorm probleem.’
O, niet alleen jullie, denk ik stilletjes. Ik hoop maar dat ze ook geen gedachten meer kunnen lezen, want ik schaam me bijna meteen voor die reactie. Ze mag dan irritant zijn, ze heeft wel groot gelijk.
‘Luister,’ zeg ik, van de een naar de ander kijkend. Ik moet de situatie onder controle zien te krijgen. ‘Ik begrijp hoe graag jullie terug willen naar huis. Geloof me, ik weet het. Ik zal alles doen wat ik kan om te helpen.’ Ik knik en de twee wisselen onderling een blik uit. Twee identieke gezichtjes met dezelfde uitdrukking van ongeloof. ‘Ik bedoel, ik weet nu nog niet precies wat ik moet doen, maar ik ga het uitzoeken. Ik zal alles proberen, echt waar. Ondertussen zorg ik ervoor dat jullie veilig zijn en in een prettige omgeving. Erewoord. Oké?’
Rayne kijkt naar me, rolt met haar ogen en zucht diep. ‘Zorg er nou maar voor dat we terug kunnen naar Zomerland,’ zegt ze met haar armen over elkaar geslagen. ‘Meer willen we niet van je. En iets anders is niet goed genoeg.’
Ik laat haar woorden van me afglijden en knik. ‘Begrepen. Maar voor ik jullie kan helpen, moeten jullie wel een paar vragen beantwoorden.’
Ze kijken elkaar aan en ik zie Raynes blik stilletjes ‘echt niet’ zeggen, terwijl Romy zich naar me omdraait en instemmend knikt. ‘Oké.’
Er is iets wat ik me al die tijd al heb afgevraagd, al weet ik nog niet goed hoe ik het netjes kan vragen. Dan maar rechtstreeks. ‘Sorry als dit kwetsend of beledigend is, maar ik moet het weten: zijn jullie dood of niet?’ Ik houd mijn adem in en verwacht een driftbui of op zijn minst een gekwetste uitdrukking. Alles behalve het gelach dat ik te horen krijg. Ik moet toekijken hoe ze over de grond rollen en het uitgillen van plezier. Rayne ligt dubbel en slaat op haar knie, Romy rolt van de futon; ze hebben het niet meer. ‘Nou, zeg. Sorry dat ik het vraag.’ Ik frons mijn wenkbrauwen. Nu ben ik degene die zich beledigd voelt. ‘Ik bedoel, we hebben elkaar voor het eerst gezien in Zomerland, waar genoeg overledenen rondhangen. Daarbij zijn jullie ook nog eens ongelooflijk bleek.’
Rayne houdt zich overeind tegen de muur. Haar lachbui is voorbij en nu grijnst ze. ‘Dus we zijn wat bleekjes. En wat dan nog?’ Ze kijkt naar haar zusje en dan weer naar mij. ‘Alsof jij zo’n lekker bruin kleurtje hebt. Wij nemen toch ook niet aan dat je dood bent.’
Ik krimp ineen. Dat is waar. ‘Ja, maar... jullie hebben een oneerlijke voorsprong. Dankzij Riley wisten jullie alles al van me voor je me had gezien. Jullie weten wie ik ben en wat ik ben, en als ik jullie moet helpen, dan moet ik ook een paar dingen weten. Je kunt het vervelend vinden en me tegenwerken, maar dit gaat alleen lukken als ik jullie verhaal ken.’
‘Dat nooit,’ zegt Rayne kortaf met een indringende blik naar haar zusje dat ze vooral niet moet tegensputteren.
Romy negeert haar. ‘We zijn niet dood. In de verste verte niet. We zijn meer een soort... vluchtelingen. Vluchtelingen uit het verleden, zeg maar.’
Het gaat niet van harte. Ik bedenk me dat ik mijn afscherming kan aanpassen, mijn kwantumafstandsbediening kan gebruiken en ze kan aanraken om in een glimp hun hele geschiedenis te zien. Maar laat ik in elk geval eerst proberen het op de normale manier uit ze te krijgen.