Home>>read Schaduwland free online

Schaduwland(27)

By:Alyson Noel






Elf

De hele nacht lig ik te woelen. Mijn bed is een kreukelmassa van bezwete kussens en dekens en ik ben uitgeput door vermoeiende dromen. Heel eventjes word ik wakker en ik hap naar lucht, maar bijna meteen zuigt het me terug naar binnen, naar dezelfde plek waarvandaan ik juist wilde ontsnappen.

De enige reden waarom ik wil dat het ophoudt, is Riley. Ze lacht vrolijk terwijl ze mijn hand vastpakt en me een vreemd landschap laat zien. Ik huppel met haar mee en doe net alsof ik het allemaal leuk en interessant vind, maar zodra ze even niet kijkt, probeer ik weg te komen en naar het oppervlak te gaan. Ik wil maar wat graag weg uit deze rare wereld.

Het zit namelijk zo: dit is niet de echte Riley. Riley is er niet meer. Ze is de brug overgestoken naar het hiernamaals en ik heb haar overgehaald dat te doen. Ze is op een onbekende plek. Toch probeert ze me steeds terug te halen en ze schreeuwt dat ik moet opletten. Ik moet haar vertrouwen en me niet de hele tijd maar verzetten, maar ik weiger te gehoorzamen. Ik weet zeker dat het een straf is voor wat ik Damen heb aangedaan en voor het feit dat ik Drina naar Schaduwland gestuurd heb en alles en iedereen om me heen in gevaar heb gebracht. Daarom produceert mijn onderbewustzijn deze beelden – uit schuldgevoel. Maar dan met zo’n dikke laag zoetsappigheid dat ik niet geloof dat ze echt zijn.

Weer wil ik wegrennen, maar dit keer verschijnt Riley vlak voor me. Ze blokkeert mijn uitweg en gilt dat ik moet blijven. We staan voor een groot podium en langzaam schuift ze de gordijnen opzij. Ik zie een smalle, hoge, rechthoekige glazen box die nog wel het meest lijkt op een gevangenis. In die box zit een wanhopig worstelende Damen.

Terwijl Riley staat te kijken, haast ik me naar hem toe. Ik smeek hem vol te houden en ik doe mijn best hem te bevrijden. Maar hij hoort me niet eens. Hij kan me niet zien. Wel blijft hij zich verzetten tot hij bekaf is, maar zodra hij beseft hoe zinloos die poging is, sluit hij zijn ogen en hij verdwijnt in de leegte.

Schaduwland.

De plek waar verloren zielen ronddolen.

Met een ruk spring ik uit bed. Mijn lichaam trilt en ik heb het koud. Ik ben bedekt met een laagje zweet en sta in het midden van mijn kamer met een kussen dicht tegen me aan gedrukt. Een gevoel van hulpeloosheid hangt rond me, maar wat me vooral de adem beneemt is de angstaanjagende boodschap die mijn denkbeeldige zusje me stuurt: hoezeer ik ook mijn best doe en wat ik ook probeer, ik kan mijn zielsverwant niet beschermen tegen mij.

Ik haast me naar mijn kast en trek schone kleren aan. Dan schuif ik mijn voeten in een paar sportschoenen en loop naar de garage. Het is veel te vroeg om naar school te gaan, veel te vroeg om waar dan ook naartoe te gaan. Maar zo snel geef ik niet op. Ik weiger te geloven in nachtmerries. Ik moet toch ergens beginnen? Dan maar zien hoe ver ik kom.

Net als ik in mijn auto wil stappen, bedenk ik dat de garagedeur en de startende motor Sabine wakker kunnen maken. Nou kan ik ook naar buiten gaan en een andere auto manifesteren, of zelfs een fiets, Vespa of wat ik maar wil, maar ik besluit te gaan hardlopen.

Niet dat ik nou zo’n sportief type ben. Ik moest me met veel tegenzin door alle gymoefeningen heen slepen zonder ooit echt mijn best te doen. Maar ja, nu ben ik onsterfelijk en ik kan zo hard rennen als ik wil. Nog nooit heb ik getest hoe snel dat is, want de laatste keer dat ik het op een lopen zette, merkte ik voor het eerst dat ik zo hard kon rennen. Dit is een mooi moment om te testen hoe vlug en hoe ver ik kom zonder te stoppen, vallen of in elkaar te zakken van de pijnscheuten in mijn zij. Ik kan niet wachten.

Via de zijdeur ga ik naar buiten, de straat op. Terwijl ik me afvraag of ik een warming-up moet doen, begin ik op een rustig tempo te joggen, maar al snel schieten mijn voeten met recordsnelheid over het asfalt. Ik ben nog niet eens op tempo of ik voel al een gigantische adrenalinestoot door mijn aderen schieten alsof het raketbrandstof is. Voor ik het goed en wel besef, ren ik op vol vermogen. De huizen van de buren schieten voorbij in vage strepen van steen en pleisterwerk. Ik spring over omgevallen afvalbakken en manoeuvreer om fout geparkeerde auto’s heen. Zo hol ik van straat naar straat met de snelheid en soepele bewegingen van een wilde tijger. Mijn voeten en benen bewegen volautomatisch en ik vertrouw erop dat ze doen wat ze moeten doen. Dat ik binnen een ongelooflijk korte tijd aankom op mijn bestemming.

Na een paar luttele seconden sta ik op de plek waar ik nooit meer naartoe zou gaan. Ik ben er klaar voor om te doen wat ik Damen beloofd heb niet te doen: aankloppen bij Roman en kijken of we niet iets kunnen regelen.

Ik heb mijn hand nog niet eens opgetild als Roman in de deuropening verschijnt. Hij is gekleed in een donkerpaars gewaad dat over zijn blauwe zijden pyjama hangt. Uiteraard heeft hij zijn voeten in bijpassende fluwelen pantoffels gestoken, met daarop geborduurde gouden vossen die langs de rand omhoogkijken. Hij kijkt me gladjes aan zonder enige verbazing.