Home>>read Schaduwland free online

Schaduwland(24)

By:Alyson Noel


‘Ever, dit is precies Romans bedoeling!’ Zijn gezichtsuitdrukking en kaaklijn worden opeens strak voor hij naar mij kijkt en de spieren weer verslappen. ‘Hij wil ons uit elkaar drijven, ons tegen elkaar uitspelen. Hij wil dat we aan elkaar gaan twijfelen. Hij probeert ons uit te lokken, zodat we achter hem aan komen en er een strijdtoneel ontstaat. Hij is absoluut niet te vertrouwen. Hij liegt, manipuleert en speelt een heel vies spelletje, vergeet dat niet. Ik beloof je dat ik doe wat ik kan om je te beschermen, maar je zult me wel moeten helpen. Beloof me dat je uit zijn buurt blijft, zijn spottende opmerkingen negeert en niet luistert naar wat hij zegt. Ik vind wel een oplossing. Echt, ik bedenk wel iets. Maar alsjeblieft, Ever, ik smeek het je. Richt je tot mij voor antwoorden, niet tot Roman.’

Ik pers mijn lippen op elkaar en wend mijn blik af. Waarom zou ik dat beloven als het probleem zo op te lossen is? Bovendien is het allemaal mijn eigen, stomme schuld. Ik heb ons dit aangedaan, dus moet ik hier een einde aan maken.

Als ik weer naar hem kijk, voel ik diep vanbinnen een idee ontstaan – een idee dat wel eens zou kunnen werken.

‘Zijn we het erover eens dat we Roman negeren?’ Hij houdt zijn hoofd schuin en trekt een wenkbrauw vragend omhoog. Hij weigert te vertrekken voordat ik instem.

Ik knik een heel klein beetje, maar het is genoeg om hem te overtuigen. Niet lang daarna is hij de trap al af, zo snel dat ik niet meer zie dan een schim. Op de ketting onder mijn shirt en de enkele, rode tulp op mijn bed na, is er geen enkele aanwijzing dat hij net nog hier was.





Tien

‘Ever?’

Vlug sluit ik het geopende venster op het computerscherm en ik klik het essay voor Engels tevoorschijn waar ik zogenaamd druk mee bezig ben. Sabine wordt gek als ze ziet dat ik niet mijn huiswerk maak, maar op Google zoek naar oeroude, alchemistische formules.

Het is fijn en warm en gezellig, hoor, om naast Damen te liggen en te luisteren naar onze hartslagen die in hetzelfde ritme kloppen. Maar uiteindelijk is dat niet genoeg. Het zal nooit genoeg zijn. Ik wil een normale relatie met mijn onsterfelijke vriendje, eentje zonder obstakels. Eentje waarin ik de aanraking van zijn huid kan voelen en me die niet alleen maar hoef voor te stellen. Eerlijk gezegd ben ik bereid vrij ver te gaan om dat voor elkaar te krijgen.

‘Heb je al gegeten?’ Sabine legt haar hand op mijn schouder terwijl ze kijkt naar wat er op het scherm staat.

Ik heb me niet voorbereid, niet afgeschermd voor haar energie. En deze korte aanraking is genoeg om haar kant te zien van de beruchte ontmoeting bij Starbucks. Helaas is deze versie niet heel anders dan die van Munoz: allebei zijn ze achterlijk blij en vrolijk en ze glimlachen hoopvol naar elkaar. Goed, ze ziet er echt blij uit en ze verdient het uiteraard ook om gelukkig te zijn; vooral na alles wat ze dankzij mij heeft moeten doorstaan. Toch klamp ik me vast aan het visioen van een paar maanden geleden: ze zou daten met een knappe man uit haar eigen gebouw. Even vraag ik me af of ik iets zal doen of zeggen om haar enthousiasme af te remmen, want dit geflirt is zinloos en leidt nergens toe. Maar ja, ik heb al een enorm risico genomen toen ik Munoz liet merken wat mijn gaven zijn, dus ik kan beter mijn mond houden. Ik heb liever niet dat Sabine achter mijn geheim komt!

Door rond te draaien op mijn stoel, zorg ik ervoor dat ze me loslaat. Ik wil niet nog meer zien dan ik al weet en ik kan niet wachten tot haar energie weer vervaagt.

‘Damen heeft gekookt,’ antwoord ik vastberaden, al is dat alleen waar als je de onsterfelijkheidsdrank meetelt.

Ze kijkt me aan met een vertwijfelde blik en gefronste wenkbrauwen. ‘Damen?’ Ze doet een stap naar achteren. ‘Die naam heb ik al een tijdje niet meer gehoord.’

Ik krimp ineen en bijt op mijn lip. Had ik het maar niet zo achteloos hardop gezegd! Ik had het zorgvuldig moeten doen, zodat ze eraan kan wennen dat hij weer in beeld is.

‘Betekent dit dat jullie weer samen zijn?’

Ik haal mijn schouders op en laat mijn haren in mijn gezicht vallen, zodat ik me er een beetje achter kan verschuilen. Ik pak een pluk en draai die rond mijn wijsvinger terwijl ik doe alsof ik gespleten puntjes zoek – al heb ik daar tegenwoordig geen last meer van. ‘Ja, nou, eh... we zijn nog steeds... goed bevriend.’ Ik haal mijn schouders nog een keer op. ‘Wat ik bedoel, eh... is dat we wel meer zijn dan alleen vrienden. Het is meer...’

In gedachten maak ik de zin af met: we zijn verliefd en verloren. Voorbestemd eeuwig in een donkere leegte door te brengen. Dolverliefd, maar niet in staat elkaar aan te raken...

Onhandig ga ik verder: ‘Ja, eh, nou... Je zou kunnen zeggen dat het weer aan is, ja.’ Ik forceer mijn gezicht in zo’n brede grijns dat het voelt alsof mijn lippen barsten, maar ik houd hem op zijn plek in de hoop dat hij aanstekelijk werkt en zij ook glimlacht.