‘Nu besef ik wat ik al die jaren niet heb willen horen.’
Ik trek mijn knieën naar mijn borst, sla mijn armen eromheen en probeer me te beschermen tegen wat er nu komt.
‘Alleen onze lichamen zijn onsterfelijk. Onze zielen zijn dat absoluut niet.’
Ik wend mijn blik af. Ik kan hem niet aankijken. Ik krijg niet eens genoeg lucht.
‘Dat is de toekomst die ook jou te wachten staat. De toekomst die ik je heb gegeven, mocht jou ooit iets overkomen, om wat voor reden dan ook.’
Mijn hand schiet intuïtief naar mijn hals als ik me herinner wat Roman zei over mijn zwakste chakra en mijn gebrek aan inzicht en verkeerde beslissingen. Zou ik die plek kunnen beschermen? ‘Maar... hoe kun je hier zeker van zijn?’ Ik kijk naar hem alsof ik in een droomtoestand verkeer, opgesloten in een nachtmerrie zonder uitweg. ‘Ik bedoel, het is toch nog steeds mogelijk dat je het mis hebt? Het gebeurde allemaal zo snel. Misschien was het een tijdelijke toestand. Misschien heb ik je zo vlug weer tot leven gewekt dat je gewoon niet genoeg tijd had om in Zomerland terecht te komen.’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Weet je nog wat jij zag toen je stierf? Die momenten vlak nadat je ziel uit je lichaam was getreden, maar nog voor ik je weer tot leven wekte. Wat heb je toen gedaan, waar was je?’
Ik slik en staar in de verte naar de bomen, de bloemen en de kleurige rivier die vlak langs ons stroomt. Ik herinner me nog goed dat ik hier kwam. De sterke geur, de schemerende mist en het overweldigende gevoel van pure liefde waren de reden dat ik het liefst altijd hier wilde blijven. Ik wilde hier niet meer weg.
‘Jij hebt die duistere plek niet gezien omdat je nog sterfelijk was. Je stierf de dood van een gewoon mens. Maar zodra ik je liet drinken van het elixir en je onsterfelijk maakte, is dat allemaal veranderd. Je kunt niet meer de rest van je bestaan slijten in Zomerland of die brug oversteken naar het gewone hiernamaals. Voor jou wacht Schaduwland.’
Weer schudt hij triest zijn hoofd en hij kijkt weg. Hij zwelgt in zijn privéhel vol spijt en ik ben bang dat ik nooit meer tot hem kan doordringen. Even vlug draait hij zijn hoofd terug naar mij. ‘We kunnen een eeuwigheid hier op de aarde verblijven, jij en ik samen. Maar als er ooit iets gebeurt, als een van ons ooit sterft...’ Hij sluit zijn ogen en haalt diep adem. ‘Dan staat ons alleen nog die leegte te wachten, waar we elkaar nooit meer zien.’
Ik wil protesteren, hem vertellen dat hij ernaast zit, maar ik kan het niet. Het heeft geen zin. Diep in zijn ogen zie ik de waarheid.
‘Ik geloof echt in de krachtige, genezende magie van deze plek. Kijk maar eens hoe ik mijn herinneringen terug heb...’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Toch mag ik niet toegeven aan wat ik het liefst zou doen, ook al lijkt het zo veilig om naar je te verlangen. Het is te gevaarlijk. We hebben geen enkel bewijs dat het hier anders zal zijn dan op aarde. Ik wil het risico niet nemen. Niet als ik alles al in het werk moet stellen om te zorgen dat jij veilig bent.’
‘Dat ík veilig ben?’ Mijn mond valt open. ‘Zie eerst jezelf maar eens te redden! Dit is allemaal mijn schuld. Als ik niet...’
‘Ever, hou op,’ zegt hij streng en dwingend. ‘Dit gaat niet om jou. Als ik terugdenk aan hoe ik heb geleefd, de dingen die ik heb gedaan...’ Hij zucht. ‘Ik verdien niet beter. Als ik nog twijfelde aan de rol van mijn karma in dit alles, dan zijn die twijfels nu wel weggenomen. Het grootste deel van zes eeuwen heb ik niets anders gedaan dan genieten, zonder aan mijn ziel te denken. Dit is het gevolg, dit is de waarschuwing. Helaas sleur ik jou in deze situatie mee. Maar vergis je niet: ik maak me alleen maar zorgen om jou. Jij bent het belangrijkste op dit moment. Ik moet het in elk geval lang genoeg volhouden om jou te beschermen tegen Roman. En wie weet wie hij nog meer op zijn lijstje heeft staan. Maar dat betekent dus dat we nooit samen kunnen zijn. Echt nooit. Het gevaar is te groot en ik ben niet van plan dat risico te nemen.’
Diverse gedachten kolken door mijn hoofd als ik me naar de rivier toe draai. Ondanks alles wat hij me vertelt, ondanks het feit dat ik zelf heb gezien hoe afschuwelijk die lege duisternis is, zou ik nog steeds niet willen veranderen wat ik ben.
‘Hoe zit het met de andere weeskinderen?’ fluister ik na een tijdje. Ik heb er zes geteld, Roman. ‘Wat is er met hen gebeurd? Weet je of zij net als Roman en Drina kwaadaardige rebellen zijn geworden?’
Damen trekt zijn schouders op, komt overeind van het bankje en ijsbeert doelloos rond. ‘Ik heb altijd aangenomen dat ze nu te oud en zwak zijn om een bedreiging te vormen. Dat gebeurt namelijk na de eerste honderdvijftig jaar: je wordt alsnog ouder. De enige manier om dat te voorkomen is opnieuw van het elixir te drinken. Waarschijnlijk heeft Drina daar een voorraad van achtergehouden tijdens ons huwelijk en die aan Roman gegeven. Hij weet inmiddels hoe hij de drank zelf kan maken en heeft hem weer doorgegeven aan de rest.’