In een hel zonder einde.
Ik wil ontsnappen, wegrennen, schreeuwen om hulp, maar het heeft allemaal geen zin. Ik ben gevoelloos, verstijfd, niet in staat geluid te maken. Voor de rest van de eeuwigheid alleen. Expres afgezonderd van iedereen die ik ken. Geïsoleerd van alles wat bestaat en leeft. Diep vanbinnen weet ik dat ik geen keuze heb. Ik moet me overgeven. Langzaam wordt mijn lichaam slap en mijn gedachten houden op te bestaan.
Het heeft geen zin om te vechten als er niemand is die me kan redden.
Zo blijf ik hangen – alleen, voor altijd en eeuwig en met een duister besef dat langzaam doordringt in mijn hersenen. Het komt van heel ver en...
Totdat...
Tot...
Met een ruk word ik uit de duistere hel getrokken en ik beland in Damens armen, opgelucht zijn knappe maar bezorgde gezicht weer te zien.
‘Het spijt me... ik dacht even dat ik je kwijt was! Ik dacht dat je niet meer terug zou komen!’ Hij drukt me stevig tegen zich aan en zijn stem klinkt als een snik in mijn oor.
Ik houd hem stevig vast. Mijn lichaam beeft, mijn hart gaat tekeer en mijn kleren zijn drijfnat van angstzweet. Zo eenzaam en verlaten heb ik me nog nooit gevoeld, zo afgezonderd van alles en iedereen. Echt helemaal weg van alles dat leeft. Ik wil hem niet loslaten en grijp hem nog steviger vast. In gedachten probeer ik contact te maken en te vragen waarom ik dat moest zien.
Hij duwt me van zich af en houdt mijn gezicht in zijn handen. ‘Het spijt me. Het was niet om je te straffen of te kwetsen. Ik wilde je alleen iets laten zien, iets wat je zelf moest ervaren om te kunnen begrijpen.’
Ik knik maar, want ik ben bang dat mijn stem niet veel doet. Ik voel me nog steeds vreselijk na die ervaring – het was alsof ik mijn ziel voelde sterven.
‘Mijn god!’ Zijn ogen worden opeens groot. ‘Dat is het! Dat is precies wat het is! De ziel die ophoudt te bestaan!’
‘Ik snap het niet,’ zeg ik met trillende stem. ‘Wat was dat voor afgrijselijke plek?’
Hij draait zich weg, maar geeft me een kneepje in mijn hand. ‘De toekomst. Schaduwland. De eeuwige leegte waarvan ik geloofde dat die alleen maar voor mij bestemd was... Ik hoopte in elk geval dat die alleen voor mij bedoeld was...’ Hij sluit zijn ogen en schudt langzaam zijn hoofd. ‘Nu weet ik beter. Nu weet ik zeker dat als jij niet oppast, jij daar ook eindigt. Je moet echt, serieus, heel voorzichtig zijn.’
Ik kijk hem aan en wil iets zeggen, maar hij onderbreekt me al voor ik de woorden kan vormen. ‘De afgelopen paar dagen zie ik steeds beelden – een soort flitsen uit mijn verleden. Het zijn diverse momenten, zowel van een tijdje terug als heel lang geleden.’ Hij kijkt me aan en bestudeert mijn gezicht aandachtig. ‘Maar sinds we hier zijn...’ Hij wijst om zich heen. ‘Nu komt alles stukje bij beetje weer terug. Eerst langzaam, maar daarna als een vloedgolf – zelfs van de tijd dat ik onder Romans hypnose was. Ik heb ook mijn eigen dood opnieuw gevoeld. Dat korte ogenblik dat jij de magische cirkel verbrak, vlak voor je me liet drinken van het tegengif – toen was ik stervende. Dat weet je. Ik zag mijn hele leven in een flits voor me, al die zeshonderd jaar vol tomeloze ijdelheid, narcisme, egoïsme en hebzucht. Het leek wel een oneindige film van alles wat ik ooit gedaan heb, elke misstap die ik ooit heb begaan. Plus alle gevolgen die mijn gedrag heeft gehad voor anderen, zowel lichamelijk als geestelijk. Er zaten hier en daar wel een paar goede daden tussen, maar voor het grootste gedeelte heb ik me eeuwenlang alleen maar gericht op mezelf, op wat ik wilde en waar ik me goed bij voelde. Ik heb weinig nagedacht over de impact op anderen. Het ging allemaal om materiële zaken en genot en ik heb mijn ziel daarbij verwaarloosd. Als ik nog twijfelde, dan weet ik het nu echt zeker: al die tegenslagen van dit moment zijn een direct resultaat van mijn karma.’
Hij schudt zijn hoofd en kijkt me aan met zo’n vastberaden, eerlijke blik dat ik hem het liefst wil omhelzen, tegen me aan drukken en geruststellen. Alles komt wel weer goed. Maar ergens heb ik het gevoel dat hij nog niet klaar is.
‘Toen ik stierf,’ gaat hij verder, ‘ging ik niet naar Zomerland. In plaats daarvan...’ Zijn stem slaat over, maar hij schraapt zijn keel en dwingt zichzelf door te gaan. ‘Ik ging naar een plek die het tegenovergestelde is. Zo koud en donker dat het meer een Schaduwland is. Je hebt net gezien wat ik meemaakte. Eenzaam, hangend in het duister, moederziel alleen... en dat voor de rest van de eeuwigheid.’ Hij kijkt me aan met een smekende blik, opdat ik begrijp wat hij bedoelt. ‘Het was precies wat jij ook voelde. Alsof ik helemaal geïsoleerd was, zielloos... zonder ook maar enig teken van leven in de buurt.’
Ik staar diep in zijn ogen en voel kippenvel op mijn huid. Ik heb hem nog nooit zo moe en uitgeput gezien. Zo vol spijt.