Ik slik en draai mijn hoofd weg – alles om zijn blik niet te ontmoeten. Het is heus niet zo dat die auto of zijn huis me zoveel kunnen schelen, ook al lijkt het laatste op een Frans kasteel. Als ik ze zo graag wil hebben, manifesteer ik ze zelf wel. Maar ik moet toch toegeven dat ze in het begin een deel van zijn aantrekkingskracht vormden. Naast de aantrekkelijke, knappe, strakke, mysterieuze persoonlijkheid die me meteen al aansprak.
Als ik na een moment weer naar hem kijk en hem zie staan zonder al het leer en uiterlijk vertoon, gewoon als de man die hij is, besef ik dat er niets is veranderd. Hij is nog steeds dezelfde, warme, lieve jongen die ik leerde kennen. Hij heeft gelijk. Al die andere dingen zijn onbelangrijk.
Ze hebben niets te maken met zijn ziel.
Ik glimlach. Plotseling schiet me een idee te binnen: de enige andere plek waar we samen kunnen zijn, veilig en wel, beschermd tegen het kwaad. Ik grijp zijn gehandschoende hand vast en trek hem mee. ‘Kom, ik wil je wat laten zien.’
Zeven
Eventjes was ik bang dat hij niet mee zou gaan naar een plek waarvoor je ten eerste al magie nodig hebt om er te komen en die ten tweede volledig is opgebouwd uit magie. Maar zodra we in dat geurende veld zijn geland, veegt hij zijn broek af en hij steekt zijn hand naar me uit. ‘Wauw, ik geloof niet dat het mij ooit gelukt is de toegangspoort hierheen zo snel op te roepen,’ zegt hij terwijl hij rondkijkt.
‘Vast wel. Jij hebt het mij geleerd, hoor.’ Ik grijns en kijk naar het veld vol wuivende bloemen en wiegende bomen. Het is goed te zien dat alles hier bestaat uit de zuiverste vorm van schoonheid en energie.
Met mijn hoofd achterover geniet ik van de warme gloed en de deinende mist om me heen. Ik herinner me de laatste keer dat ik hier was: ik danste met een gemanifesteerde Damen in dit veld, in de hoop het moment van afscheid te kunnen uitstellen.
‘Dus je vindt het niet erg om hier te zijn?’ Ik weet tenslotte niet hoe ver hij wil gaan in het afzweren van zijn gaven. ‘Je bent niet boos?’
Hij schudt zijn hoofd en pakt mijn hand vast. ‘Van Zomerland kan ik nooit genoeg krijgen. Het is een uitdrukking van alle schoonheid en alle mogelijkheden in hun puurste vorm.’
Samen wandelen we door het veld, de grashalmen vangen ons vol veerkracht op. Ik laat mijn vingers over de bloesems van goudkleurige wilde bloemen glijden die heen en weer deinen terwijl we verdergaan. Ik weet dat alles mogelijk is in deze dimensie. Alles. Misschien zelfs wel... hij en ik?
‘Ik heb dit gemist.’ Hij glimlacht en kijkt om zich heen. ‘Niet dat ik me de laatste weken zonder Zomerland kan herinneren, maar het lijkt alweer zo lang geleden dat we hier waren.’
‘Het voelde wel raar om hier te komen zonder jou,’ geef ik toe terwijl ik hem meetrek naar een schattig strandhuisje in Balinese stijl dat vlak naast de regenboogkleurige rivier staat. ‘In die tijd heb ik zelfs een heel andere kant ontdekt die ik je dolgraag eens wil laten zien. Maar dat komt wel een keertje.’
Ik duw het witte, doorzichtige gordijn in de opening opzij en laat me vallen op de zachte, witte kussens. Ik lach als Damen naast me komt liggen en we omhoogkijken naar de prachtige kokoshouten balken. Zijn hoofd tegen mij aan, onze voetzolen niet ver van elkaar verwijderd – dankzij de extra centimeters die de onsterfelijkheidsdrank me gegeven heeft.
‘Wat is dit precies?’ Hij gaat op zijn zij liggen terwijl ik het gordijn sluit met mijn gedachten. Ik kan niet wachten tot we afgezonderd zijn en van elkaar kunnen genieten.
‘Ik heb er een foto van gezien op de cover van een reismagazine. Ik vond het zo mooi, ik dacht ik manifesteer er zelf eentje. Zodat we een gezellig plekje hebben om... nou ja, om rond te hangen... en zo.’ Mijn hart bonst, mijn wangen gloeien en ik wend mijn blik af. Ik ben vast de slechtste verleidster die hij in al die jaren heeft meegemaakt.
Hij grinnikt en trekt me dichter naar zich toe. Tussen ons in pulseert slechts een heel dun laagje energie dat als een beschermend schild ervoor zorgt dat er niets kan gebeuren. Dicht bij elkaar, maar dan zonder gevaar.
Ik sluit mijn ogen en geef me over aan de warme gloed die door mijn lichaam tintelt nu hij zo naast me ligt. Twee harten die samen kloppen in een perfect ritme, die opzwellen en krimpen, bloed rondpompen in hetzelfde tempo, alsof ze op elkaar zijn afgestemd. Het voelt allemaal zo goed, zo natuurlijk, zo prettig dat ik dichter tegen hem aan kruip. Ik leg mijn gezicht in het zachte plekje tussen zijn schouder en nek. Het liefst zou ik zijn huid kussen en de warme, mannelijke geur diep opsnuiven. Diep vanuit zijn keel ontsnapt een zacht gekreun wanneer ik mijn heupen steviger tegen hem aan druk. Ik beweeg dichter naar hem toe, maar opeens springt hij overeind en ik beland met mijn gezicht in het kussen.
Langzaam krabbel ik overeind en ik zie hem nog net in een waas voorbijschieten. Pas als hij veilig aan de andere kant van het gordijn staat, kijkt hij me aan. Zijn ogen schieten vuur, zijn lichaam beeft en ik kan hem alleen maar smeken uit te leggen wat er mis is.