‘Ik ben vrij vanavond,’ zeg ik. ‘Jij bent toch helderziend? Zeg jij het maar.’
Hij staat op in het water en draait zich naar zijn mobieltje toe. Ik geniet stilletjes van het uitzicht: de rechte lijn van zijn schouders, de scherpe V-vorm van zijn middel en dan blijft mijn blik hangen bij zijn onderrug, vlak boven de zwembroek. Ik geloof dat ik iets zie... iets ronds en donkers, nauwelijks zichtbaar, maar toch...
Hij draait zich om en kijkt me aan met samengetrokken wenkbrauwen. Hij neemt op en houdt een hand over zijn andere oor. ‘Hallo?’ en daarna: ‘Wie?’
Dan grijnst hij en hij schudt zijn hoofd. Maar daar is het te laat voor.
Ik heb hem nu al gezien.
De onmiskenbare vorm van een slang die zijn eigen staart opeet.
De ouroboros.
Het mythische symbool dat Romans legertje onsterfelijke rebellen heeft geadopteerd als hun teken. Midden op Judes onderrug.
Mijn hand kruipt naar mijn keel, waar de amulet zou moeten hangen, maar ik voel alleen mijn eigen, natte huid. Heeft dit ook iets te maken met het mislukken van mijn spreuk? Zit Roman hier ook achter?
‘Ever? Ja, ze is hier...’ Hij kijkt me aan en trekt een raar gezicht. ‘O-ké...’
Dan houdt hij de telefoon voor zich uit, naar mij toe.
Ik doe er niets mee. Sterker nog, ik maak dat ik wegkom uit het bubbelbad – zo vlug dat hij flink moet knipperen.
Ik gris mijn jurk van de stoel en trek hem aan over mijn hoofd. Hij voelt meteen klam en plakt tegen mijn huid, maar ik heb alleen oog voor Jude. Ik kijk hem woedend aan en vraag me af wat voor spelletje hij speelt.
‘Het is voor jou,’ zegt hij terwijl hij ook uit het bubbelbad klimt en me de telefoon nog steeds wil geven.
‘Wie is het?’ zeg ik zacht. In mijn hoofd zet ik alle zeven chakra’s op een rijtje met de bijbehorende zwakheden van iemands persoonlijkheid. Wat zou zijn zwakke plek zijn?
‘Ava. Ze zegt dat ze je dringend moet spreken. Is alles in orde?’ Hij houdt zijn hoofd schuin en kijkt naar me door halfgesloten ogen met een bezorgde blik.
Ik doe een stap naar achteren. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar goed kan het niet zijn. Ik laat me niet afleiden door zijn aura en probeer in zijn gedachten te komen, maar dat lukt voor geen meter dankzij de bescherming die hij heeft opgebouwd.
‘Hoe komt ze aan je nummer?’ vraag ik streng.
‘Ze heeft voor me gewerkt, weet je nog?’ Hij houdt zijn handen omhoog en haalt zijn schouders op. ‘Ever, toe, wat is er toch?’
Ik kijk hem aan. Mijn hart klopt als een bezetene, mijn handen trillen en ik blijf me voorhouden dat ik hem makkelijk tegen de grond krijg als dat moet. ‘Leg die telefoon neer.’
‘Wat?’
‘Leg hem neer. Daar.’ Ik wijs naar een van de stoelen en verlies hem geen moment uit het oog. ‘En nu doe je een paar passen achteruit, kom niet bij me in de buurt!’
Hij kijkt me vragend aan, maar doet wat ik hem opdraag. Voorzichtig stap ik achteruit naar de stoel, waar ik zijn mobieltje oppak.
‘Ever?’ De stem aan de andere kant klinkt dringend en kortaf. Het is Ava, geen twijfel mogelijk. ‘Ever, je moet naar me luisteren – ik heb geen tijd om alles uit te leggen.’ Ik sta daar terwijl al het gevoel uit mijn benen verdwijnt. Geschokt, verslagen en nog steeds starend naar Jude. ‘Er is iets met Haven. Ze is in moeilijkheden... ze ademt nauwelijks... We... we raken haar kwijt als je niet snel naar Romans huis komt.’
Niet-begrijpend schud ik mijn hoofd. ‘Waar heb je het over? Wat is er aan de hand?’
‘Je moet hiernaartoe komen. Schiet alsjeblieft op! Nu! Voor het te laat is!’
‘Bel het alarmnummer!’ roep ik uit. Er klinkt een geritsel in de hoorn, een gedempt geluid van verzet en opeens hoor ik Romans gladde stem.
‘Nee, dat denk ik niet, love,’ zegt hij zoetjes. ‘Speel het spelletje nou gewoon even mee, darling, en kom zo snel mogelijk hiernaartoe. Je vriendin wilde zo graag een helderziende spreken, maar nu ziet haar toekomst er plotseling een stuk minder rooskleurig uit. Haar leven hangt aan een zijden draadje, Ever. Een draadje. Geloof me. Dus doe geen rare dingen en kom hierheen. Het is tijd om het raadsel op te lossen.’
Ik laat het mobieltje van schrik uit mijn handen kletteren en haast me naar de deur. Jude rent achter me aan en smeekt me uit te leggen wat er aan de hand is. Als hij een poging doet mijn schouder vast te grijpen, draai ik me om en ik geef hem zo’n harde dreun dat hij door de tuin vliegt en tegen een van de stoelen smakt.
Onder zijn arm en been door en langs een leuning van een tuinstoel, kijkt hij me verward aan. Hij probeert overeind te krabbelen. ‘Pak je spullen en verdwijn,’ bijt ik hem toe over mijn schouder. ‘Ik wil je niet meer zien als ik terugkom.’