Tweeënveertig
Tegen Sabine heb ik gezegd dat het geen probleem is als ze Munoz wil uitnodigen voor het afscheidsfeest. Maar gelukkig begreep ze dat ik het vooral uit beleefdheid zei en hebben ze andere plannen.
Ik versier het huis met alles wat Italiaans is: spaghetti, pizza, cannelloni, ballonnen in rood, wit en groen en diverse schilderijen die ik manifesteer. Replica’s van La Primavera en De geboorte van Venus van Botticelli, Venus van Urbino van Titiaan, Michelangelo’s Tondo Doni en ik zet ook een levensgrote kopie van zijn David bij het zwembad neer. Steeds weer moet ik denken aan die keer dat ik samen met Riley het huis versierde voor het halloweenfeest – de avond waarop alles veranderde. De eerste kus van Damen, de eerste ontmoeting met Ava en Drina. Sindsdien staat mijn leven op zijn kop.
Als ik klaar ben, kijk ik goedkeurend om me heen voor ik naar de bank loop en in de lotushouding ga zitten. Ik sluit mijn ogen en concentreer me op het verhogen van de trilling van mijn energieveld zoals Jude het me geleerd heeft. Ik mis Riley nu zo erg dat ik maar mijn eigen seance houd en elke dag blijf oefenen tot ik haar kan zien.
Ik maak mijn hoofd leeg en verban alle geluiden en innerlijke stemmen, terwijl ik mezelf openstel voor alles wat er om me heen gebeurt. Ik hoop iets te merken, een beweging of een koude vlaag lucht, een zacht gefluister of een ander teken waardoor ik weet dat ze er is. Het lukt me alleen een paar norse geesten te zien die helemaal niet lijken op het bijdehante, twaalfjarige meisje dat ik zoek.
Net als ik het wil opgeven voor vandaag, zie ik een vage vorm vlak voor me hangen. Ik buig naar voren om hem beter te zien, maar dan hoor ik twee hoge stemmetjes zeggen: ‘Wat ben je aan het doen?’
Ik spring overeind als ik ze zie – wetende dat Damen ze gebracht heeft. Ik hoop dat ik hem nog net kan zien voor hij weer vertrekt.
Dan legt Romy een hand op mijn arm en houdt me tegen. Ze schudt haar hoofd. ‘We zijn met de bus gekomen en hebben het laatste stukje gelopen. Het spijt me, maar Damen is er niet.’
Gekwetst en buiten adem kijk ik naar de tweeling en ik moet mijn best doen te kalmeren. ‘O. Oké. Nou, wat kan ik voor jullie doen?’ Zijn ze hier voor het feest? Heeft Haven ze uitgenodigd?
‘We moeten met je praten.’ Romy en Rayne wisselen een blik voor ze weer naar mij kijken. ‘Er is iets wat je moet weten.’
Ik slik en kan niet wachten tot ze vertellen wat er aan de hand is. Hoe ellendig en vreselijk voelt Damen zich? Heeft hij er al spijt van dat hij afstand heeft genomen? Wil hij me wanhopig graag terug?
‘Het gaat over Roman,’ zegt Rayne met een harde blik. Als ze mijn gedachten niet kan lezen, dan ziet ze wel aan mijn gezicht wat ik denk. ‘We hebben het vermoeden dat hij anderen creeert – meer onsterfelijken, zoals jij.’
‘Maar dan dus niet letterlijk zoals jij,’ verbetert Romy haar. ‘Want jij bent aardig en niet slecht, zoals hij.’
Rayne haalt haar schouders op en kijkt om zich heen. Zo ver wil ze nou ook weer niet gaan.
‘Weet Damen ervan?’ Ik kijk hen aan en wil zijn naam zo graag zeggen en horen dat ik het bijna uitgil om van de echo te genieten.
‘Ja, maar hij is niet van plan er iets tegen te doen.’ Ze zucht. ‘Hij zegt dat ze het volste recht hebben om te bestaan, zolang ze maar geen bedreiging vormen.’
‘Doen ze dat dan?’ vraag ik hen. ‘Vormen ze een bedreiging?’
Ze kijken elkaar aan en communiceren stilletjes in hun tweelingentaaltje met elkaar. ‘Dat weten we niet zeker. Rayne krijgt af en toe haar voorgevoel terug en soms lijkt het wel alsof ik weer een visioen zie, maar het gaat allemaal zo langzaam. We vroegen ons af of we misschien in het boek mogen kijken. Je weet wel, het Boek der Schaduwen dat in de winkel ligt. We denken dat het ons kan helpen.’
Ik kijk hen een beetje argwanend aan. Zijn ze echt bezorgd om Romans nieuwe volgelingen of willen ze me uitspelen tegen Damen om hun zin te krijgen? Aan de andere kant weet ik dat ze de waarheid spreken. Ik heb nu al drie onbekende onsterfelijken gezien in Laguna Beach die alle drie iets te maken hebben met Roman. En dus mogelijk alle drie met kwade bedoelingen. Al hebben ze geen van allen iets gedaan dat dit vermoeden bevestigt.
Toch wil ik niet dat de tweeling denkt dat ik zo makkelijk over te halen ben. ‘Vindt Damen dit allemaal goed?’ We kijken elkaar aan en weten alle drie dat het niet zo is.
Ze overleggen in stilte met elkaar. Rayne voert dit keer het woord. ‘Luister, we hebben hulp nodig. Damen is ons veel te langzaam en als het zo doorgaat zijn we dertig voor we onze krachten terug hebben. Ik weet niet wie daar het minst op zit te wachten – wij of jij?’ Ze kijkt me aan met een veelbetekenende blik en ik haal mijn schouders op. Ik spreek haar niet tegen; we weten allemaal dat ze gelijk heeft. ‘We moeten iets hebben dat werkt en sneller resultaat heeft. We hebben niks beters dan jou en het boek.’