Ik schud mijn hoofd hard heen en weer om het achter me te laten. Er zijn belangrijker zaken op dit moment. Ik schraap mijn keel en kijk hem weer aan. ‘Oké en hoe verhoog ik de trilling van mijn energieveld?’
Als we eenmaal klaar zijn, lukt het me nog steeds niet om met overledenen of geesten te praten. Althans niet met degene die ik wil spreken. Diverse andere verloren zielen hebben zich wel gemeld, maar die heb ik gewoon genegeerd.
‘Het heeft tijd en oefening nodig.’ Jude doet de deur van de winkel op slot en loopt mee naar mijn auto. ‘Ik heb een paar jaar lang wekelijks meegedaan aan een spiritistische bijeenkomst voor ik mijn gave weer terug had.’
‘Ik dacht dat je ermee geboren was?’
‘Is ook zo,’ knikt hij. ‘Maar ik heb het zo lang geblokkeerd dat ik er hard aan moest werken die vaardigheden weer te ontwikkelen.’
Ik zucht. Ik zie mezelf niet met andere mensen in een kringetje een seance uitvoeren. Is er echt geen eenvoudiger manier voor?
‘Je weet toch wel dat Riley bij je is in je dromen?’
Ik rol met mijn ogen en denk aan die halve nachtmerrie van laatst. Dat was ze echt niet zelf.
Hij kijkt naar me en knikt langzaam. ‘Ja, natuurlijk is ze dat. Zo doen geesten dat altijd, het is de makkelijkste manier om contact te maken.’
Leunend tegen mijn portier en met mijn sleutels in mijn hand laat ik mijn blik over zijn gezicht glijden. Ik weet dat ik moet gaan, hem een goede nacht moet wensen en vertrekken, maar ik kan me niet bewegen.
‘Het onderbewuste neemt het ’s nachts over. Het bevrijdt ons van de grenzen en beperkingen die we onszelf opleggen. Alles wat we overdag blokkeren, waarvan we onszelf wijsmaken dat het niet kan, al die mystieke dingen die onmogelijk zijn... In werkelijkheid is het universum een magische, mysterieuze plek die veel groter is dan hij lijkt. De scheiding tussen geesten en ons is eigenlijk maar een heel dun laagje energie. Ik weet dat het verwarrend is hoe ze alleen maar in symbolen kunnen communiceren. Maar misschien doen wij dat zelf ook. Misschien ligt het aan onze manier van informatie ordenen. Of juist aan hen, omdat ze niet alles kunnen doorgeven wat zij weten.’
Ik haal diep adem en huiver, ook al heb ik het niet koud. Het zijn zijn woorden. Ik schrik van wat hij zegt, van zijn nabijheid en de manier waarop ik me voel met hem in de buurt. Maar ik heb het niet koud. Allesbehalve koud.
Wat zou Riley bedoelen met die glazen gevangenis? Waarom zag ik Damen wel, maar hij mij niet? Ik probeer het te bekijken als een huiswerkopdracht voor Engelse literatuur, alsof het symbolisch is en ik het moet ontcijferen. Betekent het dat Damen op het verkeerde pad zit en niet ziet wat er vlak voor hem gebeurt? Maar dan nog – wat houdt dat dan in?
‘Als je iets niet kunt zien, wil dat niet zeggen dat het niet bestaat.’ Judes stem is het enige geluid in de stille, donkere nacht.
Ik knik, wetende dat ik me dat beter realiseer dan wie ook nu Jude hier zo voor me staat en praat over dimensies, het leven na de dood en hoe het lineaire verloop van tijd door de mens zelf bedacht is. Wat zou hij doen als ik hem verras en hem meeneem naar Zomerland? Als ik gewoon zijn hand pak, mijn ogen sluit en hem daar laat zien hoezeer alles met elkaar verbonden is?
Hij merkt mijn blik op. Hij ziet hoe ik mijn ogen laat glijden over zijn gladde, gebruinde huid, zijn goudblonde dreadlocks en het litteken dat zijn wenkbrauwen in tweeën deelt. Als ik in zijn zeegroene ogen kijk en de alwetende blik zie, kijk ik vlug weg.
‘Ever...’ kreunt hij zacht. Hij steekt een hand naar me uit. ‘Ever, ik...’
Maar ik draai me vlug om en schud mijn hoofd. Ik open mijn portier, laat me in mijn stoel vallen en zet de wagen in zijn achteruit. In de achteruitkijkspiegel zie ik dat hij er nog steeds staat en dat hij me vol verlangen nakijkt.
Weer schud ik mijn hoofd en ik concentreer me op het verkeer. Dat ene moment in het verleden en de dingen die ik toen voelde hebben helemaal niets te maken met de toekomst.
Eenenveertig
Het afscheidsfeest voor Miles zou eigenlijk pas zaterdag zijn, maar hij gaat al vlak na het weekend weg en er is nog zoveel te doen voor die tijd dat we het hebben verschoven naar donderdag, de laatste schooldag.
Als ik op school kom en naar Engels ga, voel ik een teleurstelling wanneer Damen nergens te bekennen is. Ook al weet ik dat hij een man van zijn woord is en beloofd heeft weg te blijven.
Ik werp een blik op Stacia, die me aankijkt met een zelfgenoegzame grijns. Ze steekt haar voet uit als ik langs haar kom om me te laten struikelen. Naast haar zit Honor, die vrolijk meedoet, maar mij niet durft aan te kijken nu we samen een geheim hebben.
Ik ga zitten en kijk om me heen. Iedereen in het lokaal heeft iemand – een vriend of vriendin, een partner, om mee te praten. Iedereen behalve ik. Het grootste gedeelte van het jaar richtte ik me alleen maar op hem, op degene die nu weigert in de buurt te komen. De stoel naast me is leeg en ik voel me alleen.