Home>>read Schaduwland free online

Schaduwland(100)

By:Alyson Noel


‘Nee, dat hoeft niet, ik ben er wel klaar mee.’ Nu ik het hardop hoor, besef ik dat ik dat ook echt meen – op alle mogelijke manieren.

Voor een boek dat ooit zo veelbelovend leek, heb ik tot nu toe alleen maar nutteloze spreuken gevonden. Een spreuk om iemand te vinden of verliefd te laten worden, een twijfelachtige remedie tegen wratten waarvan de resultaten niet doorslaggevend waren... Helemaal niets over hoe je de kwaadaardige effecten van een elixir kunt terugdraaien als daarmee geknoeid is. Of hoe je iemand zover kunt krijgen je te vertellen wat je wilt weten.

Nee, er staat niets in het boek wat mij kan helpen.

‘Kan ik iets doen?’ vraagt hij als hij de teleurstelling van mijn gezicht afleest.

Mijn hoofd beweegt al heen en weer; ik kan het me niet voorstellen. Maar dan twijfel ik opeens. Misschien kan hij dat wel?

‘Is ze hier?’ Ik kijk hem vragend en met ingehouden adem aan. ‘Riley. Is ze hier?’

Hij kijkt naar de plek rechts van mij en schudt dan zijn hoofd. ‘Het spijt me,’ zegt hij zacht. ‘Ik heb haar niet meer gezien sinds...’

Zonder dat hij zijn zin afmaakt, weet ik ook al hoe hij eindigt. Hij heeft haar sinds gisteren niet meer gezien, sinds het moment dat Damen ons betrapte in een innige omhelzing op het strand – een moment dat ik liever uit mijn geheugen wis.

‘Hoe leer je iemand dan om... je weet wel... om geesten te zien?’

Hij kijkt op en wrijft over zijn kin. ‘Ik weet niet of ik iemand kan leren geesten te zíén,’ zegt hij met nadruk. Hij leunt naar achteren in zijn stoel en legt zijn voet op zijn andere knie. ‘Het werkt bij iedereen anders. Iedereen heeft andere gaven en vaardigheden. Sommigen zijn van nature helderziend – in staat om dingen te zien – of helderhorend – in staat om dingen te horen – of heldervoelend...’

‘Ja, ja, in staat om dingen te voelen.’ Dit weet ik allemaal al en ik wil graag door naar het gedeelte waar het interessant wordt. Het gedeelte waar ik wat aan heb. ‘En wat ben jij dan?’

‘Alle drie. O, en ook helderruikend.’ Hij glimlacht; een soepel en nonchalant gebaar waarvan mijn maag weer in de knoop schiet. ‘Jij waarschijnlijk ook. Ik bedoel, jij bent het waarschijnlijk allemaal. De truc is om de trilling van je energieveld te verhogen en dan weet ik zeker...’ Hij kijkt me aan als hij merkt dat hij me al kwijt is. ‘Alles bestaat uit energie,’ zegt hij dan. ‘Dat weet je toch, hè?’

Die woorden brengen me in gedachten terug naar die avond op het strand een paar weken geleden, toen Damen me precies hetzelfde vertelde. Over energie, trillingen en alles. Ik herinner me nog hoe ik me toen voelde, hoe bang ik was om te bekennen wat ik had gedaan. Hoe naïef ik was, denkend dat dat mijn grootste probleem was en het niet erger kon.

Ik zie dat Judes mond en lippen nog steeds bewegen. Hij legt uit hoe energie en trillingen werken, hoe een ziel verder kan leven na een lichamelijke dood. Maar ik kan alleen maar denken aan ons drietjes: Damen, hij en ik en hoe de stukjes in de puzzel passen.

‘Wat vind jij van het idee van vorige levens?’ val ik hem in de rede. ‘Je weet wel, reïncarnatie en zo. Geloof je daarin? Denk je dat mensen echt karma overhouden uit een vorig leven en nog iets af te ronden hebben, net zo lang tot het evenwicht hersteld is?’ Ik houd mijn adem in, benieuwd hoe hij reageert en of hij zich iets herinnert over ons gezamenlijke verleden.

‘Waarom ook niet?’ Hij houdt zijn hoofd even schuin. ‘Karma is iets heftigs. En was het niet Eleanor Roosevelt die het net zomin vreemd zou vinden in een ander leven terecht te komen als in het leven dat ze had? Je denkt toch niet dat ik die goeie, ouwe Eleanor durf tegen te spreken?’ Hij lacht.

Ik leun naar achteren en kijk hem een tijdje aan. Wist hij maar over ons verleden samen. Al is het maar omdat ik er dan in ieder geval met hem over kan praten. Dan kan ik Damen bewijzen dat er niets aan de hand is tussen hem en mij. Misschien moet ik er wel over beginnen, het ijs breken. Ik adem diep in en weer uit. ‘Zegt de naam Bastiaan de Kool jou iets?’

Hij kijkt me aan en zegt niets.

‘Hij was een... Nederlandse... schilder en hij... schilderde... dingen...’ Ik schud mijn hoofd en wend mijn blik af. Het was stom om hierover te beginnen. Ik bedoel, hoe wil ik dit uitleggen? Moet ik zeggen: ach ja, mocht je nieuwsgierig zijn – Bastiaan de Kool, dat was jij in een vorig leven, een paar honderd jaar geleden, en je maakte een schilderij van mij!

Jude zit met een halve grijns op zijn gezicht tegenover me. Zijn schouders zijn opgetrokken en er gaat duidelijk geen belletje bij hem rinkelen. Ik heb geen idee hoe ik nu verder moet gaan. Ik kan hem moeilijk meenemen naar Zomerland en hem de kunstgalerie laten zien; dat ben ik in elk geval niet van plan. Dus blijf ik maar stil. Ik zal geduldig moeten wachten tot deze drie eenzame maanden voorbij zijn.