Reading Online Novel

SF-Verhalen


Op de maan staat op een hoge top van de Karpathen een klooster van St. Martha van Bethanië. De muren zijn van natuursteen uit de omgeving; net als de bergrug zelf rijzen zij donker en grillig op tegen een hemel die altijd zwart is. Wie vanaf de Noordpool nadert, laag vliegend om de krachtvelden langs de Platoroute tussen zichzelf en de meteorenregen te houden, ziet het kruis boven op de toren, scherp afgetekend tegen de blauwe schijf van de aarde. Men kan daar geen klokken horen luiden – niet in het luchtledige.

Binnen kan men ze horen op de uren dat de getijden gebeden worden en overal beneden in de crypten, waar voortdurend machines draaien om een equivalent van de aardse atmosfeer in stand te houden. Wie een tijdje blijft, zal ze ook horen luiden voor de requiemmis. Want het is een traditie geworden dat er in het klooster van St.-Martha wordt gebeden voor hen die in de ruimte zijn omgekomen; en elk jaar worden dat er meer.

Dit is niet de eigenlijke taak van de zusters. Zij verzorgen de zieken, de noodlijdenden, de invaliden en de krankzinnigen, allen die door de ruimte zijn gebroken en uitgestoten. De maan zit er vol mee, ballingen, omdat zij de zwaartekracht van de aarde niet meer kunnen verdragen, of omdat men bang is dat zij misschien een besmettelijke ziekte van een of andere onbekende planeet onder de leden hebben, of omdat de mensen het zo druk hebben met het verkennen van onbekende verten, dat ze geen tijd meer over hebben voor de mislukkelingen. De zusters dragen even vaak een ruimtepak als een habijt, ze lopen even goed met een dokterstas als met een rozenkrans. Maar zij krijgen ook wat tijd om te mediteren. ‘s Nachts, wanneer de gloed van de zon voor een halve maand verdwenen is, worden de luiken rond de kapel verwijderd en de sterren kijken door de glazen koepel op de kaarsen neer. Ze twinkelen niet en hun licht is koud als in de winter. Een van de nonnen in het bijzonder is er zo dikwijls mogelijk, biddend voor haar eigen dode. En de abdis zorgt ervoor dat zij erbij kan zijn, wanneer de jaarlijkse mis, waarvoor ze betaald heeft voor ze haar geloften aflegde, opgedragen wordt.

Requiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis.

Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison.

De expeditie naar de supernova van Sagittarius bestond uit vijftig menselijke wezens en een vlam. Men legde een lange weg af vanaf de aarde, met een kort oponthoud bij Epsilon Lyrae om het laatste lid op te pikken. Vandaar naderde men zijn bestemming in etappes.

Dit is de paradox: tijd en ruimte zijn aspecten van elkaar. De explosie had meer dan honderd jaar eerder plaatsgehad, toen zij door mensen op Laatste Hoop werd waargenomen. Zij deden nu al generaties lang pogingen om een beschaving te doorgronden van wezens die totaal van ons verschillen; maar op een nacht keken ze omhoog en zagen een licht dat zo helder was, dat het schaduwen wierp.

De kam van die golf zou de aarde enkele eeuwen later bereiken. Tegen die tijd zou die zo zwak zijn, dat er slechts een nieuwe, heldere stip aan de hemel zou verschijnen. Intussen echter kon een schip dat óver de ruimte sprong, waar het licht dóór moest kruipen, de dood van de grote ster in de tijd achterhalen.

Op een flinke afstand legden instrumenten vast wat er vóór de ontploffing was: een witgloeiende hitte, die ineenkromp nadat de laatste nucleaire brandstof verbruikt was. Een sprong en ze zagen wat er een eeuw geleden gebeurd was: een schok, een storm van quanten en neutrino’s, een straling gelijk aan die van alle honderd miljard zonnen van dit melkwegstelsel samen.

De gloed doofde, waardoor er een leegte in het heelal achterbleef en de Raven kwam dichterbij. Vijftig lichtjaren – vijftig jaar – eerder bestudeerde men een ineenkrimpende vuurgloed midden in een mist die oplichtte als de bliksem.

Vijfentwintig jaar verder was de bol in het centrum nog meer geslonken en de nevel had zich verspreid en was ijler geworden. Maar omdat de afstand nu zoveel minder was, scheen alles groter en helderder. Met het blote oog kon men een schijnsel zien dat te fel was om er regelrecht in te kijken, terwijl sterrenconstellaties verbleekten door het contrast. Telescopen toonden een blauwwitte vonk in het hart van een opaalachtige wolk die aan de randen fijn gekarteld was.

De Raven maakte zich klaar voor de laatste sprong naar een plaats in de onmiddellijke nabijheid van de supernova.

Kapitein Teodor Szili maakte nog een laatste inspectieronde. Het schip zoemde om hem heen, het vloog met een versnelling van één G om de gewenste intrinsieke snelheid te bereiken. Motoren dreunden, regulatoren klikten, ventilatiesystemen suisden. Hij voelde de energie in zijn botten trillen. Maar hij werd omringd door metaal, koud en troosteloos. Door patrijspoorten keek men uit op een fabelachtige schat van sterren, de spookachtige boog van de Melkweg; naar een leegte, vol kosmische stralingen en met een temperatuur niet ver boven het absolute nulpunt, onvoorstelbaar ver van de dichtstbijzijnde plaats waar mensen woonden. Hij stond op het punt zijn mensen naar een plek te brengen waar niemand eerder was geweest, in een situatie waar niemand iets met zekerheid van kon zeggen, en dat was een zware last voor hem.