Reading Online Novel

Private games



Hoofdstuk 1


Donderdag 26 juli 2012, 9.24 uur

Het was waanzinnig warm voor Londense begrippen. Het overhemd en jack van Peter Knight waren doordrenkt van het zweet terwijl hij noordwaarts over Chesham Street langs het Diplomat Hotel rende, de hoek om naar Lyall Mews in het centrum van Belgravia, waar het duurste onroerend goed ter wereld stond.

Laat het niet waar zijn, schreeuwde Knight vanbinnen toen hij het straatje in rende. Lieve God, laat het niet waar zijn.

Toen zag hij de meute journalisten bij het gele afzetlint van de London Metropolitan Police, dat over de straat voor een crèmekleurig Georgian herenhuis was gespannen. Knight bleef plotseling staan, hij had het gevoel dat de eieren met spek van het ontbijt weer omhoogkwamen.

Wat zou hij tegen Amanda moeten zeggen?

Voordat Knight zijn gedachten op een rijtje had of zijn maag tot rust had gebracht, ging zijn mobiele telefoon. Hij rukte hem uit zijn zak zonder te kijken wie het was.

‘Knight,’ bracht hij uit. ‘Ben jij dat, Jack?’

‘Nee, Peter, ik ben het, Nancy,’ antwoordde een vrouw met een Ierse tongval. ‘Isabel is ziek geworden.’

‘Wat?’ vroeg hij kreunend. ‘Nee... ik ben pas een uur geleden vertrokken.’

‘Ze heeft koorts,’ hield zijn fulltime kindermeisje vol. ‘Ik heb haar net getemperatuurd.’

‘Hoeveel heeft ze?’

‘37,8. Ze klaagt ook over haar maag.’

‘En Lukey?’

‘Hij lijkt niks te mankeren,’ zei ze. ‘Maar–’

‘Zet ze allebei maar in een koel bad en bel me terug als Isabel 38,5 heeft,’ zei Knight. Hij klapte de telefoon dicht en slikte de gal weg die achter in zijn keel brandde.

Knight was een pezige man van ongeveer een meter tachtig met een aantrekkelijk gezicht en lichtbruin haar, die ooit bijzonder onderzoeker was geweest bij de Old Bailey, waar het centrale hof van Engeland zetelde. Twee jaar geleden was hij echter voor twee keer zoveel geld en prestige overgestapt naar het Londense kantoor van Private International. Dat wordt ook wel het Pinkerton detectivebureau van de twintigste eeuw genoemd, met vestigingen in elke grote stad ter wereld en met de allerbeste forensisch wetenschappers, beveiligingsspecialisten en onderzoekers zoals Knight in dienst.

Zet de knop om, zei hij tegen zichzelf. Gedraag je als een professional. Maar dit voelde aan als de druppel die de emmer deed overlopen. Knight had al te veel verdriet en verlies meegemaakt, zowel in zijn privéleven als beroepsmatig. Nog maar de week ervoor waren zijn baas, Dan Carter, en drie van zijn collega’s omgekomen bij een vliegtuigongeluk boven de Noordzee, dat nog onderzocht werd. Kon hij leven met nog een sterfgeval?

Hij duwde die vraag en de gedachte aan zijn zieke dochter weg en dwong zichzelf door de drukkende hitte snel naar de politieafzetting te lopen, waarbij hij ruim afstand hield van de journalisten. Terwijl hij dit deed kreeg hij Billy Casper in het oog, een inspecteur van Scotland Yard die hij al vijftien jaar kende.

Hij liep rechtstreeks naar Casper, een vierkante man met een pokdalig gezicht, die zijn voorhoofd fronste toen hij Knight zag. ‘Dit is geen zaak voor Private, Peter.’

‘Als het sir Denton Marshall is die daar dood binnen ligt, dan is het wel een zaak voor Private, én voor mij,’ antwoordde Knight fel. ‘Een persoonlijke zaak, Billy. Gaat het om sir Denton?’

Casper zei niets.

‘Nou?’ wilde Knight weten.

Uiteindelijk knikte de inspecteur, maar niet van harte, en hij vroeg achterdochtig: ‘Hoezo zijn jij en Private hierbij betrokken?’

Knight zei even niets. Het nieuws kwam meedogenloos hard aan en hij vroeg zich weer af hoe hij dit in vredesnaam aan Amanda moest vertellen. Toen schudde hij zijn wanhoop van zich af en zei: ‘Het Londense organisatiecomité van de Olympische Spelen is een klant van Private Londen. Waardoor sir Denton dus ook een klant van Private is.’

‘En jij?’ wilde Casper weten. ‘Wat is jouw persoonlijke belang hierbij? Ben je met hem bevriend of zo?’

‘Veel meer dan bevriend. Hij en mijn moeder waren verloofd.’

Caspers strenge gezichtsuitdrukking verzachtte iets en hij beet op zijn lip, waarna hij zei: ‘Ik zal eens kijken of ik je binnen kan krijgen. Elaine zal wel met je willen praten.’

Knight had plotseling het gevoel alsof onzichtbare krachten tegen hem samenspanden.

‘Heeft Elaine deze zaak op zich genomen?’ vroeg hij, en hij wilde ergens tegenaan stompen. ‘Dat meen je niet.’

‘Zeker wel, Peter,’ zei Casper. ‘Wat een mazzelkont ben je toch.’





Hoofdstuk 2


Hoofdinspecteur Elaine Pottersfield was een van de beste rechercheurs bij de Metropolitan Police. Ze had twintig jaar ervaring bij het korps en boekte met haar kregelige wijsneuzerige stijl uitstekende resultaten. Pottersfield had de afgelopen twee jaar meer moorden opgelost dan elke andere inspecteur van Scotland Yard. Ook was ze de enige persoon die Knight kende die zijn aanwezigheid openlijk verfoeide.