Home>>read Prinses Daisy free online

Prinses Daisy(43)

By:Judith Krantz


'Ik ga weg, Masja, en ik neem mijn kinderen mee. Niemand kan me tegenhouden, ik waarschuw je. Hij heeft tegen me gelogen. Hij heeft me in de waan gelaten dat ze dood was! Hij heeft mijn kind gestólen. Als ik haar niet bescherm, wie weet wat voor een afschuwelijke streek hij dan uithaalt? Bedenk wat hij gedaan heeft, Masja. Bedenk wat hij is. Ik wil hem nooit meer zien. Voor hij uit Londen terug komt ben ik weg. Het enige wat ik van je vraag is om niets te zeggen voor ik ben vertrokken.'

Er kwamen tranen in Masja's ogen. 'Waar ziet u me voor aan? Ik heb ooit een kind gehad . . . maar hij is gestorven. Toch heb ik altijd een moederhart gehad. In ieder geval speelt u het zonder mij niet klaar. Hoe denkt u bijvoorbeeld helemaal alleen voor twee kleintjes te zorgen? Ik ga met u mee.'

'O, Masja, Masja!' riep Francesca. 'Ik had gehoopt dat je dat zou zeggen — maar ik zou je nooit hebben gevraagd hem in de steek te laten.'

'Hij heeft me niet nodig. U wel,' zei Masja, waardig en beslist.





Francesca besteedde een dag in de Amerikaanse ambassade in Genève om met behulp van een verveelde, ongeïnteresseerde ambtenaar, met spoed hun paspoorten in orde te maken, kocht vliegtickets bij een reisbureau in Genève, ging terug naar Lausanne om bij hun bank een grote cheque te wisselen, en haastte zich weer naar de villa om in te pakken. Voor zichzelf nam ze bijna niets mee behalve haar reiskleding, maar ze stopte twee grote koffers vol met alle kleertjes van Daisy en allerlei zaken die ze de eerste tijd nodig had. Ze haalde al haar juwelen tevoorschijn en bekeek ze peinzend. Nee, ze was niet meer de vrouw van de man die ze haar had gegeven. Haar tuintje van kristallen vaasjes van Fabergé en de met edelstenen bezette bloemen erin? Ja, die behoorden toch bij een ander leven — een leven vóór de leugens — die kon ze met het volste recht meenemen. Het lazuurstenen ei met de diamanten kroon van Catharina de Grote erin, dat een robijn in het hart droeg? Ja! Dat was onmiskenbaar van haar, voor het dragen van de tweeling. Ze sloot de vaasjes en het ei in hun kistjes en legde de pakjes onderin haar toiletkoffertje. Al haar daden werden stuk voor stuk, de hele dag door, nauwkeurig en met het grootste gemak uitgevoerd. Ze werd gedreven door een gesmolten kern van woede die haar voortstuwde als een enorme motor. Haar energie kende geen grenzen, haar hersens werkten met het tienvoudige van hun normale capaciteit. Ze was als een levend vuur, brandend van ongeduld tot aan het moment waarop ze haar kinderen in veiligheid zou brengen. Zou ze Matty Firestone een telegram sturen om haar in Los Angeles af te halen? Nee. Absoluut niemand mocht weten dat ze vertrok voordat ze weg was.

Ze beantwoordde het volgende telefoontje van Stash 's avonds met zo'n volmaakte imitatie van de toon van de vorige avond, dat ze zich er met dat deel waarmee ze zichzelf observeerde, over verbaasde. Maar die hele nacht sloop ze in haar slaapkamer heen en weer en slingerde hem woorden van walging en bittere verwijten naar het hoofd. Iemand behoorde te sterven voor wat hij had getracht te doen — had gedaan. Wat had ze hem eigenlijk griezelig weinig gekend, wat was ze goed van vertrouwen geweest, hoe gemakkelijk had ze zich voor de gek laten houden, zich laten gebruiken als een pion op een schaakbord. Hoe diep haatte ze hem!

De volgende ochtend belde ze dr. Allard op. Ze zou over twee uur een kindermeisje naar madame Goudron sturen om de baby te halen, zei ze tegen hem. Zou hij zo vriendelijk willen zijn die dame op te bellen en haar willen vragen of ze wilde zorgen dat Daniëlle warm gekleed gereed was? Het was zo'n gure dag. Ja, ja, ze was gelukkig, erg gelukkig en erg opgewonden. De dokter had volkomen gelijk. Het was een fantastische dag. Ja, ze zou de prins zijn beste wensen voor hen allemaal overbrengen . . . erg aardig van hem.





Precies twee uur later zat Francesca achter in een taxi weggedoken met Daisy in haar armen, terwijl Masja het keurige huisje binnenging. Niemand zou de vrouw in een wijde reismantel, met een donkere bril en de hoed diep in de ogen, een onopgemaakte vrouw, met haar haar in een knoetje naar achteren gebonden hebben herkend als die lyrische, beroemde schoonheid met het lange fladderende haar, die met zo'n zorgeloze, onschuldige blijdschap het gejuich van haar bewonderaars beantwoordde bij haar aankomst in Cherbourg, nog geen anderhalfjaar geleden.

Er gingen vijf minuten voorbij voordat Masja naar buiten kwam, wuivend naar de vrouw aan de deur, die weemoedig haar hand ophief. Toen de taxi op weg ging naar het vliegveld, ruilden Masja en Francesca van baby. Francesca lichtte de rand van de deken op die bijna het hele gezichtje van het kind bedekte. Wat was ze klein. Wat ongelooflijk lief. Fijn krullend zilverblond haar. Een ernstig gezichtje, een beetje droevig, maar zo wonderbaarlijk vertrouwd. En die ogen — hetzelfde fluweelzwart, het zwart van een purperen viooltje, de ogen van Daisy. Maar dof. Een heel klein beetje dof. Misschien alleen dof als je haar met Daisy vergeleek ... en dat was iets watje nooit en te nimmer meer mocht doen.