Home>>read Prinses Daisy free online

Prinses Daisy(20)

By:Judith Krantz






Toen Stash zoals altijd met de kerstvakantie thuiskwam, in 1925, was hij net veertien jaar geworden. Hij had de leeftijd bereikt, waarop de lichaamsbouw van de man die hij zou worden voor het oplettende oog onmiskenbaar aanwezig was. Zijn neus was bij een ruzie met de erfgenaam van een Frans markizaat voor de eerste keer gebroken, zijn krullen waren kortgeknipt en hoewel zijn spieren nog niet in volle omvang waren ontwikkeld, was hij reeds bijna één meter tachtig lang. Zijn lippen waren rood van onstuimige jeugdige vitaliteit, en vertoonden altijd barsten van het buiten sporten. De onschuldige blik in zijn ogen had plaatsgemaakt voor een uitdrukking, waarin reeds iets van de meedogenloosheid van zijn latere jaren was te bespeuren.

Zoals altijd na een dag van sport, liet Stash zijn skischoenen buiten voor het chalet staan, om door een van de bedienden te worden gepoetst. Hij trok een paar after-ski schoenen aan en glipte de salon in op zoek naar iets eetbaars. Hij had er een buitengewone handigheid in zich met een soort afwerende beleefdheid, onder zijn moeders coterie te bewegen, waardoor ze er van afzagen hem met vervelende vragen lastig te vallen. In zijn hart vond hij ze allemaal beneden de waardigheid van zijn moeder, deze adellijke groep tuberculosepatiënten, alleen bij elkaar gebracht door hun ziekte. Zijn afschuw voor ziekte uitte zich in de vorm van minachting voor de zieken zelf. Met een hoogmoed, waarin hij alleen een uitzondering voor zijn moeder maakte, verachtte hij zelfs de moed en berusting waarmee zij hun lot onder ogen zagen en zei bij zichzelf dat hij liever gaaf doodging dan met verrotte longen te blijven leven.

Hij ging zonder aarzelen een flinke beker chocolademelk en een bord met gebakjes halen en begaf zich op weg naar zijn eigen kamer, toen echter een loom opgeheven hand in een hoek hem beduidde, dat dit een van die dagen was, waarop zijn moeder haar gasten gezelschap hield en hij draaide zich onmiddellijk om en liep de kamer door om haar te begroeten.

Titiana zat met haar boezemvriendin, de markiezin Claire de Champery, in diep gesprek gewikkeld. De roodharige Française hield haar weelderige lichaam stijf ingesnoerd en had haar glanzende haar zorgvuldig bedwongen, maar niets kon de katachtige blik van haar gemelijke groene ogen, haar inhalige pruilmondje of haar boosaardige flauwe glimlachje verbergen. Ze was maar heel licht opgemaakt en vrijwel geheel in het zwart gekleed met een nietsontziende strenge allure. Mannen die met haar in aanraking kwamen, kregen een erotische schok.

Hoewel de markiezin al zeven jaar in Davos woonde, vertoonde ze geen spoor van ziekte. Ze was oorspronkelijk met haar man, Pierre de Champery, naar de Alpen gereisd, in de hoop dat een paar maanden berglucht hem zou afhelpen van de vervelende hoest, die hij in zijn succesvolle militaire loopbaan had opgelopen. Het was nooit bij deze welgemanierde, chique Parisienne opgekomen, dat ze zeven jaar lang in de verwachting naar de beschaving terug te keren zou doorbrengen, maar ze was een gevangene in Davos, door een van de sterkste banden, die van een toekomstige erfenis, geklonken aan een man van wie ze zelfs voor haar huwelijk nooit had gehouden. Om haar positie in de salon van prinses Titiana te handhaven, werkte ze ijverig en met veel vernuft voor haar spiegel om de sporen van haar laaiende zinnelijkheid weg te werken en haar vermomming van dame uit de hoogste maatschappelijke kringen te bewaren.

De man van Claire de Champery klemde zich aan haar vast met alle hardnekkigheid die een vermogend man, getrouwd met een twintig jaar jongere vrouw zonder geld, zich kan veroorloven. Hij woonde in een sanatorium, omdat hij veel te ziek was om ergens anders te wonen, maar hij had een aardig chaletje gehuurd voor zijn vrouw. De artsen hadden tegen haar gezegd dat het niet lang zou duren . . . maar dat zeiden ze al jaren.

Stash kwam bij de twee vrouwen, kuste zijn moeder op het haar en bukte zich om de lucht boven de hand van de markiezin te beroeren.

'Zo, is mijn kleine Stash weer thuisgekomen van school,' zei de elegante roodharige vrouw die voornaam beheerst in een fauteuil zat, spottend. 'En, vertel eens, jongenlief, heb je uiteindelijk kans gezien goede cijfers te halen? En ben je ook nog lid van dat boeiende kringetje, waar je het van de zomer over had — die kleine snobistische Amerikaanse miljonairs en die kleine Engelse lords met slechte tanden en die ondeugende vee-baronnetjes uit Argentinië en al die andere beroemdheden van je school?'

Stash perste woedend zijn lippen op elkaar. De afgelopen zomer, toen hij nog maar dertien was, had hij de vergissing begaan haar zijn beste vrienden te beschrijven, omdat zij echt in zijn schoolleven belang scheen te stellen. De meeste vriendinnen van zijn moeder, in beslag genomen door de ontelbare intriges van hun hermetisch afgesloten wereldje van ziekte en roddel, hadden er van afgezien aan de norse, moeilijke jongen aandacht te besteden, maar de markiezin had hem net zo lang uit zijn tent gelokt, tot hij haar een zeldzame blik in zijn schoolleven had gegund.