‘Maar begrijp je het niet?’ zei Katrine. ‘Dit kan ons direct naar de moordenaar leiden.’
‘Jazeker, ik geloof dat ik nu ook begrijp wat jij wilt, maar de enige plek waar ons dit naartoe leidt, is het luik naar de hel. We zijn van de zaak gehaald, Katrine.’
‘Ik kan naar het magazijn voor bewijsmateriaal gaan en het stukje kauwgum insturen voor een dna-test,’ zei Katrine. ‘En dat checken in het register. Als er geen match is, hoeft niemand het ooit te weten. Als er wel een match is – kaboem! – dan hebben we de zaak opgelost en niemand zal ook maar een woord zeggen over hoe we dat hebben gedaan. En ja, ik ben nu egoïstisch. Voor deze keer kunnen wij de eer opstrijken, Beate. Wij! Vrouwen. En we verdienen het, verdomme.’
‘Jazeker, het is verleidelijk en het is niet schadelijk voor het andere onderzoek, maar…’
‘Niks maar! Deze keer mogen wij ook wel eens met de ellebogen werken. Of heb je zin om toe te kijken hoe Bellman daar staat met die zelfingenomen grijns en weer geprezen wordt voor het werk dat wij hebben gedaan?’
Het bleef lang stil.
‘Jij zegt dat niemand het hoeft te weten,’ zei Beate. ‘Maar het meenemen van mogelijk technische sporen uit het magazijn voor bewijsmateriaal en inbeslaggenomen goederen moet worden geregistreerd bij het afhalen. Als bekend wordt dat we hebben gerommeld in de bewijzen van de Mittet-zaak, komt dat direct op het bureau van Bellman te liggen.’
‘Je hebt registreren en registreren,’ zei Katrine. ‘Als ik me goed herinner is het zo dat de chef van het technisch laboratorium, die af en toe bewijs analyseert buiten de openingstijden om, een eigen sleutel heeft.’
Beate kreunde luid.
‘Ik beloof je dat het geen problemen zal geven,’ haastte Katrine zich te zeggen. ‘Luister, ik kom even bij je langs, leen de sleutel, zoek het stukje kauwgum, snij er een piepklein stukje af, leg alles weer netjes terug en morgenochtend is het stukje in het laboratorium voor een analyse. Als ze het vragen, zeg ik dat het voor iets anders is. Yes? Good?’
De chef van het technisch laboratorium woog de pro’s en contra’s tegen elkaar af. Het was niet zo moeilijk. Het was helemaal niet ‘good’. Ze haalde diep adem voor ze antwoordde: ‘Zoals Harry altijd zei: “Trap de bal in het doel, verdomme.”’
Rico Herrem lag in bed en keek naar de televisie. Het was vijf uur in de ochtend, maar zijn bioritme was verstoord en hij kon niet slapen. Het programma was een herhaling van gisteren. Een komodovaraan bewoog zich onhandig over het strand. De lange hagedissentong schoot uit zijn bek, zwaaide rond en werd weer ingetrokken. Hij volgde een waterbuffel die hij een ogenschijnlijk onschuldige beet had toegebracht. Rico deed dit al dagen. Hij had het geluid uitgezet zodat het enige dat hij hoorde het geluid van de airco was die het maar niet koel genoeg kreeg. Rico had al in het vliegtuig gevoeld dat hij verkouden werd. Klassiek. Airconditioning en iets te weinig kleding in het vliegtuig op weg naar de warmte en het werd een vakantie met hoofdpijn, snot en koorts. Maar hij had de tijd, hij wilde voorlopig niet naar huis. Waarom zou hij? Hij was in Pattaya, het paradijs voor alle perverselingen en delinquenten. Alles wat hij zich wenste, kon hij hier vlak voor zijn deur vinden. Door het muskietengaas voor het raam hoorde hij het verkeer en de stemmen die in een vreemde taal babbelden. Thais. Hij begreep er geen woord van. Hoefde hij ook niet. Want ze waren er voor hem, niet omgekeerd. Hij had hen gezien toen hij vanaf het vliegveld hierheen reed. Ze stonden voor de gogobars. De jonge meisjes. De heel jonge meisjes. En verderop in de steegjes, achter een plank waarop kauwgum lag dat ze verkochten, de veel te jonge meisjes. Maar ze zouden er nog steeds zijn als hij weer beter was. Hij luisterde naar de golfslag, hoewel hij wist dat dit goedkope hotel veel te ver van het strand lag. Maar die was er buiten wel. En de drankjes en de andere farangs die hier om dezelfde redenen als hij waren en hem tips konden geven over hoe je het moest aanpakken. En de komodovaraan.
Vannacht had hij weer over Valentin gedroomd.
Rico strekte zijn hand uit naar het flesje water op het nachtkastje. Dat stonk naar zijn eigen mond, naar dood en verrotting.
Hij had twee dagen oude Noorse kranten naar zijn kamer laten brengen, samen met een continentaal ontbijt dat hij nauwelijks had aangeraakt. Er had nog niet in gestaan dat ze Valentin hadden gepakt. Het was niet moeilijk te begrijpen waarom. Valentin was Valentin immers niet meer.
Rico had overwogen of hij het zou doen. Bellen, die politievrouw proberen te pakken te krijgen, die Katrine Bratt. Haar vertellen dat hij was veranderd. Rico had gezien dat ze dat hier voor een paar Noorse flappen van duizend in een van de privéklinieken deden. Bratt bellen en een anoniem bericht doorgeven dat Valentin was gezien in de buurt van de Fiskebutikk en dat hij plastische chirurgie had ondergaan. Er niets voor terug eisen. Alleen maar de politie helpen hem te pakken. Zichzelf helpen zodat hij kon slapen zonder over hem te dromen.