Home>>read Politie free online

Politie(67)

By:Jo Nesbo


Hij inhaleerde, maar het leek of de lucht uitsluitend uit nitrogeen, argon en kooldioxide bestond. Hij keek op zijn horloge. De lichtgevende wijzers stonden op zes uur. Middag of avond? Hierbinnen was het eeuwig nacht, maar het moest middag zijn. Het wurgende gevoel kwam en ging. Hij moest niet claustrofobisch worden, niet nu. Niet voor hij het land had verlaten. Weg. Ver weg van Valentin. Verdomme, wat verlangde hij naar zijn cel. Naar veiligheid. Eenzaamheid. Lucht die je in kon ademen.

De vrouw op het doek werkte maar door, maar ze moest een paar stapjes zetten omdat het paard naar voren stapte. Ze waren even uit beeld.

‘Hoi, Rico.’

Rico verstijfde. De stem was zacht, maar het geluid was als een ijspegel die in zijn oor werd geduwd.

‘Vanessa’s Friends. Een echte klassieker uit de jaren tachtig. Wist je dat Vanessa tijdens de opnames stierf? Ze werd getrapt door een merrie. Jaloezie, denk je niet?’

Rico wilde zich omdraaien, maar werd tegengehouden door een hand die zich als een bankschroef om zijn nek klemde. Hij wilde schreeuwen, maar een hand in een handschoen had al iets over zijn mond en neus gedaan. Rico ademde de geur in van zure, natte wol.

‘Je was teleurstellend makkelijk te vinden. Pornobios. Tamelijk voor de hand liggend, vind je niet?’ Zacht gelach. ‘Bovendien licht die rode schedel van je hier als een vuurtoren op. Het lijkt erop dat dat eczeem van je de laatste tijd weer oplaait, Rico. Eczeem wordt in tijden van stress erger, is het niet?’

De hand voor zijn mond verlichtte de druk iets zodat Rico even kon ademhalen. De lucht smaakte naar kalkstof en skiwax.

‘Er gaan geruchten dat je in Ila met een politiedame hebt gepraat, Rico. Hadden jullie iets gemeenschappelijks?’

De wollen handschoen voor zijn mond werd weggehaald. Rico haalde zwaar adem terwijl zijn tong op zoek ging naar speeksel.

‘Ik heb niets gezegd,’ piepte hij. ‘Ik zweer het. Waarom zou ik? Ik was immers over een paar dagen vrij?’

‘Geld.’

‘Ik héb geld!’

‘Je hebt al je geld opgemaakt aan roofie, Rico. Ik wil wedden dat je er een paar in je zak hebt.’

‘Ik maak geen grapje! Ik ga overmorgen naar Thailand. Je krijgt geen problemen met mij, ik beloof het.’

Rico hoorde dat het laatste klonk als een smeekbede van een doodsbange man, maar het kon hem niet schelen. Hij wás doodsbang.

‘Rustig maar, Rico. Ik ben niet van plan mijn tatoeëerder iets aan te doen, je vertrouwt een man die je naalden in je lijf laat steken. Of niet?’

‘Je… je kunt me vertrouwen.’

‘Mooi. Pattaya, dat klinkt goed.’

Rico gaf geen antwoord. Hij had niet gezegd dat hij naar Pattaya zou gaan, hoe… Rico keek even achterom toen de ander zijn rugleuning gebruikte om op te steunen bij het opstaan.

‘Ik moet gaan, ik moet nog wat doen. Geniet van de zon, Rico. Goed tegen eczeem heb ik gehoord.’

Rico draaide zich om en keek op. De ander had zich gemaskerd door een zakdoek voor het onderste deel van zijn gezicht te houden en het was te donker om de ogen goed te zien. De man leunde ineens voorover naar Rico: ‘Wist je dat de artsen, toen ze obductie uitvoerden op Vanessa, geslachtsziektes vonden waarvan ze het bestaan niet eens kenden? Hou je bij je eigen soort, dat is nu mijn raad.’

Rico keek de gedaante na die gehaast naar de uitgang liep. Zag hem de zakdoek wegnemen. Hij zag nog net het groene licht van het exitbordje dat op het gezicht viel voor het door het zwarte, fluwelen doek verdween. Het leek of de zuurstof de ruimte in stroomde en Rico zoog die op terwijl hij knipperde naar het rennende figuurtje op het exitbordje.

Hij was in de war.

Verward dat hij nog steeds leefde en verward over wat hij zojuist had gezien. Niet dat perverselingen zich niet bezighielden met ontsnappingswegen, dat hadden ze altijd al gedaan. Hij was verward omdat hij het niet was. De stem was dezelfde, de lach ook. Maar de man die hij een fractie van een seconde in het licht van het lampje had gezien, was hem niet. Dat was Valentin niet.





Hoofdstuk 17

‘Dus jij bent hier komen wonen?’ zei Beate terwijl ze in de grote keuken rondkeek. Buiten viel de duisternis over de Holmenkollås en de huizen van de buren. Geen van de villa’s was gelijk, maar ze hadden gemeenschappelijk dat ze minstens twee keer zo groot waren als het huis in het oosten van de stad dat Beate van haar moeder had geërfd; ze hadden hekken die twee keer zo hoog waren, dubbele garages en dubbele achternamen op hun brievenbussen staan. Beate wist dat ze vooroordelen koesterde tegen het westelijke deel van de stad, maar het was hoe dan ook merkwaardig om zich Harry in deze omgeving voor te stellen.

‘Ja,’ zei Harry, koffie voor hen beiden inschenkend.

‘Is het niet… eenzaam?’