‘Dat hinderde niets, we vonden het een eer dat je kon komen.’ Ulla hoopte dat haar lach er niet zo stijf uitzag als ze zich voelde. ‘Isabelle.’
De wethouder keek op haar neer. Nam haar op. Alsof ze naar iets zocht. Op zoek naar het antwoord op de vraag die ze nog niet had gesteld namelijk: wat doe jij hier, meisje?
Ulla besloot de waarheid te vertellen. Zoals ze dat later op de dag ook tegen Mikael zou doen.
‘Ik moet echt weg,’ zei Isabelle zonder aanstalten te maken of haar blik van Ulla af te wenden.
‘Ja, je zult het wel drukker hebben dan ik,’ zei Ulla en ze hoorde tot haar ergernis dat ze dat domme, kleine lachje liet horen dat ze probeerde af te leren. Isabelle keek haar nog steeds aan en Ulla dacht ineens dat die vreemde vrouw het uit haar wilde dwingen zonder het te vragen: wat heeft de vrouw van de commissaris te zoeken in de receptie van het Grand Hotel? Mijn god, dacht ze dat ze hier met een minnaar had afgesproken, was ze daarom zo discreet? Ulla voelde dat de stijfheid van haar lach oploste, ze wílde lachen. Ze wist dat haar ogen ook mee zouden lachen. Het was kort voor ze ging lachen. Midden in het gezicht van Isabelle Skøyen zou lachen. Maar waarom zou ze dat doen? Het merkwaardige was dat Isabelle er ook uitzag alsof ze wilde gaan lachen.
‘Ik hoop dat we elkaar binnenkort weer zien, liefje,’ zei ze, Ulla’s hand drukkend tussen haar grote, krachtige vingers.
Toen draaide ze zich om en stevende af op de uitgang, waar een van de portiers zich haastte om haar bij te staan bij haar aftocht. Ulla zag nog net dat ze haar mobieltje pakte en een nummer intoetste voor ze door de draaideur verdween.
Mikael stond bij de lift, die slechts een paar stappen van de Samische kamer verwijderd was. Er waren een minuut of vier verstreken, maar dat moest genoeg zijn, het belangrijkste was immers dat ze niet sámen werden gezien. Isabelle huurde altijd de kamer en arriveerde tien minuten voor hem. Ze lag al in bed op hem te wachten. Dat wilde ze graag zo. Wilde hij dat graag?
Gelukkig was het maar drie minuten lopen van het Grand naar het Rådhus, waar men op hem zat te wachten.
De liftdeuren gingen open en Mikael stapte in. Hij drukte op de knop met het getal één. De lift startte en stopte bijna gelijk weer. De deuren gingen open.
‘Guten Tag.’
Duitse toeristen. Een ouder echtpaar. Oud fototoestel in een bruin etui van leer. Hij voelde dat hij glimlachte. Dat hij in een goed humeur was. Hij stapte opzij. Isabelle had gelijk: hij wás opgelucht nu de patiënt dood was. Hij voelde een druppel van een van de lange nekharen op zijn huid vallen, voelde dat hij naar beneden liep, zijn kraag natmaakte. Ulla had voorgesteld dat hij zijn haar korter zou laten knippen nu hij die nieuwe functie had, maar waarom zou hij? Dat hij er zo jong uitzag, onderstreepte dat nu niet juist het hele punt? Dat hij – Mikael Bellman – de jongste commissaris ooit in Oslo was.
Het echtpaar keek bezorgd naar de liftknoppen. Het was altijd hetzelfde probleem: duidde het getal één de begane grond aan of de verdieping daarboven? Hoe zat dat in Noorwegen?
‘It’s ground floor,’ zei Mikael en hij drukte op de knop die de deuren sloot.
‘Danke,’ mompelde de vrouw. De man had zijn ogen gesloten en haalde hoorbaar adem. Onderzeeër, dacht Mikael.
Ze zonken in stilte naar beneden in het gebouw.
Op het moment dat de deuren opengingen en ze de receptie binnen stapten ging er een trilling door Mikaels dij. De vibratie van zijn mobiel die het signaal nu doorgaf omdat er in de lift geen bereik was geweest. Hij pakte de mobiel en zag dat er een gemiste oproep van Isabelle was. Hij wilde terugbellen toen de mobiel weer trilde. Het was een sms:
heb net je vrouw begroet die in de receptie zit.
Mikael bleef onmiddellijk staan. Keek op. Maar het was te laat.
Ulla zat in de leunstoel recht voor hem. Ze was knap. Had meer moeite gedaan dan anders. Knap en verstijfd op de stoel.
‘Hé, lieverd!’ riep hij uit, hij hoorde direct hoe afgrijselijk vals het klonk. Zag aan haar gezichtsuitdrukking hoe het klonk.
Haar blik was strak op hem gevestigd, met restanten van een verwarring die algauw zou plaatsmaken voor iets anders. Mikael Bellmans hersenen werkten hard. Ontvingen en verwerkten de informatie, zochten naar verbanden, concludeerden. Hij wist dat zijn natte haar lastig uit te leggen was. Dat ze Isabelle had gezien. Dat haar hersenen, net als de zijne, het allemaal razendsnel verwerkten. Dat de hersenen van een mens zo zijn. Onverbiddelijk logisch wanneer ze alle stukjes informatie, die ineens bijzonder goed pasten, aan elkaar plakten. En hij zag dat al het andere de verwarring reeds had verdreven. De zekerheid. Ze liet haar ogen zakken, zodat ze, toen hij voor haar stond, naar haar buik keek.