Ze zeiden dat de patiënt een natuurlijke dood was gestorven. Of beter gezegd, ze hadden geen aanwijzingen dat er iets onrechtmatigs was gebeurd. Maar een belangrijk deel van de conclusie was uiteraard gebaseerd op het feit dat ze dachten dat Anton de waarheid had gesproken toen hij zei dat er niemand bij de patiënt binnen was geweest na het laatste artsenbezoek, twee uur voordat het hart stopte met kloppen.
Anton wist wat hij moest doen. Hij moest het melden. Nu. Hij pakte zijn mobieltje. Opnieuw een blunder melden. Uitleggen waarom hij niet direct had gezegd dat hij had geslapen. Hij keek naar de display. Deze keer kon zelfs Gunnar Hagen hem niet redden. Hij legde het mobieltje weer neer. Hij zou bellen. Maar niet nu.
Mikael Bellman knoopte voor de spiegel zijn stropdas.
‘Je was goed vandaag,’ zei een stem uit het bed.
Mikael wist dat het waar was. Zag Isabelle Skøyen achter zich opstaan en haar kousen aantrekken. ‘Komt dat omdat hij dood is?’
Ze gooide de sprei van rendiervel over het bed. Boven de spiegel hing een imponerend gewei en de muren waren versierd met Samische kunst. Deze vleugel van het hotel had kamers die allemaal door vrouwelijke artiesten waren ingericht en hun naam droegen. Deze kamer had de naam van een vrouwelijke joiker, een beoefenaarster van de traditionele muziek van de Samen. Het enige probleem dat zich had voorgedaan was dat Japanse toeristen die de kamer hadden gebruikt het gewei van een bok hadden gestolen. Ze waren er vast van overtuigd dat het extract van de horens een potentie verhogende werking had. Mikael had er de laatste keer ook over nagedacht. Maar vandaag niet. Misschien had ze gelijk, misschien was het de opluchting over het feit dat de patiënt dood was.
‘Ik wil niet weten hoe het is gebeurd,’ zei hij.
‘Ik had je toch niets kunnen vertellen,’ zei ze terwijl ze haar rok aantrok.
‘Laten we het er gewoon niet over hebben.’
Ze was achter hem gaan staan. Beet hem in zijn nek.
‘Kijk niet zo bezorgd,’ zei ze grinnikend. ‘Het leven is een spel.’
‘Voor jou misschien. Ik zit nog steeds met die verrekte politiemoorden.’
‘Jij hoeft niet te worden herkozen. Ik wel. Maar zie ik er bezorgd uit?’
Hij haalde zijn schouders op. Rekte zich uit om zijn colbert te pakken. ‘Ga jij eerst?’
Hij lachte toen ze hem tegen zijn achterhoofd tikte. Hoorde hoe haar schoenen in de richting van de deur klepperden.
‘Misschien heb ik volgende week woensdag een probleem,’ zei ze. ‘De vergadering met de gemeenteraad is verschoven.’
‘Is goed,’ zei hij en hij merkte dat het inderdaad goed was. Nee, meer dan dat, hij was opgelucht. Ja, eigenlijk was hij dat.
Ze bleef bij de deur staan. Luisterde zoals gewoonlijk naar geluiden om er zeker van te zijn dat de gang veilig was. ‘Hou je van me?’
Hij opende zijn mond. Keek naar zichzelf in de spiegel. Toen antwoordde het zwarte gat midden in zijn gezicht waaruit geen geluid kwam. Hij hoorde haar lachje.
‘Ik maak maar een grapje,’ fluisterde ze. ‘Was je bang? Tien minuten.’
De deur ging open en viel langzaam achter haar dicht.
Ze hadden een vaste afspraak dat de een pas tien minuten nadat de ander was vertrokken de kamer verliet. Hij kon zich niet meer herinneren of dat haar of zijn idee was geweest. Toentertijd hadden ze misschien gevreesd een nieuwsgierige journalist of een ander bekend gezicht in de receptie tegen te komen, maar tot nu toe was dat niet gebeurd.
Mikael pakte zijn kam en kamde zijn iets te lange haar. De punten waren nog steeds nat van het douchen. Isabelle douchte nooit na het vrijen, ze zei dat ze het prettig vond om rond te lopen met zijn geur. Hij keek op zijn horloge. Het vrijen was vandaag prima geweest, hij had niet gedacht aan Gusto Hanssen en had er met opzet zelfs langer over gedaan. Zo lang dat hij niet die tien minuten kon wachten want dan kwam hij te laat voor de vergadering met de gemeente.
Ulla Bellman keek op haar horloge. Het was een Movado, een ontwerp uit 1947, en ze had het voor hun trouwdag gekregen van Mikael. Twintig minuten over één. Ze zakte weer terug in haar leunstoel en liet haar blik door de lobby glijden. Ze vroeg zich af of ze hem zou herkennen, ze hadden elkaar feitelijk niet vaker dan twee keer gezien. Die eerste keer toen hij de deur voor haar had opengehouden toen ze Mikael wilde bezoeken op het Stovner-politiebureau en hij zich had voorgesteld. Een charmante, lachende noorderling. En de tweede keer, tijdens het kerstdiner op het Stovner-bureau, hadden ze samen gedanst en hij had haar iets dichter naar zich toe getrokken dan eigenlijk hoorde. Niet dat ze er iets op tegen had gehad, het was een onschuldige flirt, een bevestiging die ze zichzelf moest gunnen. Mikael was immers ook aanwezig en de andere vrouwen van politiemannen dansten ook met anderen dan hun echtgenoten. En er was ook nog iemand anders die hen met een waakzame blik had gevolgd. Hij had langs de dansvloer gestaan met een glas in zijn hand. Truls Berntsen. Naderhand had Ulla aan Truls gevraagd of hij met haar wilde dansen, maar hij had dat met een grijns afgeslagen. Gezegd dat hij geen danser was.