‘Ja hoor, en denk niet meer aan het terras. Is dat goed, lieveling?’
‘Dat is goed.’
Hij verbrak de verbinding. Bedacht dat hij twee keer lieveling had gezegd, dat het een keer te veel was. Dat het had geklonken als een leugen. Hij startte de auto, drukte het gaspedaal in, liet de koppeling opkomen en voelde die heerlijke druk tegen de neksteun toen de pas aangeschafte Audi accelereerde op de parkeerplaats. Hij dacht aan Isabelle. Hij voelde de bloedtoevoer al. En die merkwaardige paradox dat het geen leugen was. Dat zijn liefde voor Ulla nooit concreter was dan vlak voordat hij met een andere vrouw zou vrijen.
Anton Mittet zat op het terras. Zijn ogen waren gesloten en hij voelde dat de zon zijn gezicht een beetje verwarmde. Het voorjaar deed zijn best, maar voorlopig won de winter nog. Hij opende zijn ogen weer en opnieuw viel zijn blik op de brief voor hem.
Het logo van het gezondheidscentrum in Drammen was ingekleurd met blauw. Hij wist wat dit was – de uitslag van de bloedtest. Hij wilde de brief openscheuren, stelde het uit, keek op en keek naar het water van de Drammenselv. Toen ze de brochures van de nieuwe woningen in het Elvepark, ten westen van Åssiden, hadden gezien, hadden ze niet getwijfeld. De kinderen waren het huis uit en het was met de jaren niet gemakkelijker geworden om de wilde tuin in bedwang te houden en het oude, en veel te grote, houten huis in Konnerud dat ze van Laura’s ouders hadden geërfd te onderhouden. De hele boel verkopen en een moderne woning kopen die van alle gemakken voorzien was, zou hun beiden meer tijd en geld geven om te doen waar ze het al zoveel jaren over hadden: samen reizen. Verre landen bezoeken. Dingen beleven die het korte leven hier op aarde hun te bieden had.
Dus waarom reisden ze niet? Waarom had hij dat ook uitgesteld?
Anton zette zijn zonnebril recht, verschoof de brief. Viste in plaats daarvan zijn mobieltje uit zijn zak.
Kwam het doordat de dagen zo hectisch waren, dat ze kwamen en gingen, kwamen en gingen? Kwam het door het uitzicht op de rivier dat zo weldadig rustgevend was? Was het de gedachte aan zoveel tijd samen moeten doorbrengen, de angst wat dat over hen, over hun huwelijk, zou zeggen? Of kwam het door de Zaak, de val die hem zoveel energie had gekost dat hij geen initiatief meer kon nemen, die hem had geparkeerd in een bestaan waarin de dagelijkse routine hem behoedde voor een volledige collaps? Toen was dat met Mona gebeurd…
Anton keek naar de display. gamlem contact rikshospital.
Er stonden drie opties onder. Bellen. Stuur sms. Verwijder.
Verwijder. Het leven zou ook zo’n knop moeten hebben. Hoe anders zou alles dan zijn. Als hij die gummiknuppel wel had gemeld. Als hij Mona niet voor een kopje koffie had uitgenodigd. Als hij niet had geslapen.
Maar hij hád geslapen.
Geslapen tijdens de dienst, op een harde, houten stoel. Hij die anders na een lange dag altijd moeite had met in zijn eigen bed slapen. Het was niet te begrijpen. En hij had lange tijd het gevoel gehad nog half in slaap te zijn, zelfs het gezicht van de dode en het gedoe daarna hadden hem niet wakker kunnen krijgen, hij had er juist als een zombie bij gestaan met die benevelde hersenen, niet in staat om ook maar iets te doen of antwoord te geven op simpele vragen. Niet dat de patiënt zeker nog had geleefd als hij wakker was gebleven. De obductie had niets anders uitgewezen dan dat de patiënt mogelijk was gestorven aan een herseninfarct. Maar Anton had zijn werk niet gedaan. Niet dat iemand dat ooit zou ontdekken, hij had niets gezegd. Maar zelf wist hij het wel. Wist dat hij weer had gefaald.
Anton Mittet keek naar de knopjes.
Bellen. Stuur sms. Verwijder.
Het was tijd. Tijd om iets te doen. Het juiste te doen. Gewoon doen, niet uitstellen.
Hij drukte op ‘verwijder’. Het beslissende alternatief kwam.
Hij koos. Hij koos het juiste. verwijder.
Toen trok hij de brief naar zich toe en scheurde hem open. Pakte het vel papier eruit en las. Hij was de ochtend nadat de patiënt dood was aangetroffen vroeg naar het gezondheidscentrum gegaan. Hij had uitgelegd dat hij een politieman was op weg naar zijn werk en dat hij een pil binnen had gekregen waarvan hij niet wist wat het was, hij voelde zich raar en was bang om naar zijn werk te gaan in deze toestand. De arts had hem eerst alleen ziek willen melden, maar Anton had erop gestaan dat er bloed werd afgenomen.
Zijn ogen schoten over het papier. Hij begreep niet alle woorden en namen en wat de getalwaarden daarachter inhielden, maar de arts had er twee zinnen ter verklaring aan toegevoegd die aan het eind van de korte brief stonden:
… nitrazepam is een sterk slaapmiddel. U dient het niet meer in te nemen zonder dat u contact hebt gehad met uw arts.
Anton sloot zijn ogen en zoog de lucht tussen zijn opeengeklemde tanden naar binnen.
Verdomme.
Zijn argwaan was terecht geweest. Hij was verdoofd. Iemand had hem verdoofd. Hij begreep ook wel hoe. De koffie. Het geluid in de gang. De doos waarin maar één capsule had gezeten. Hij had zich nog afgevraagd of het dekseltje niet was geperforeerd. Het middel moest met een injectienaald in de capsule zijn gespoten. Op die manier had de betreffende persoon alleen maar hoeven wachten tot Anton zijn eigen slaapdrankje ging halen, espresso met nitrazepam.