‘Bedankt,’ zei Katrine.
De man met de rode schedel zat aan de tafel en draaide zich om op zijn stoel.
‘Welkom in mijn bescheiden herberg.’
‘Bedankt,’ zei Katrine.
‘Neem deze.’ Rico Herrem stond op, schoof de stoel naar haar, liep naar het opgemaakte bed en ging zitten. Goede afstand. Ze ging zitten, voelde zijn lichaamswarmte op de zitting nog. Hij schoof verder op het bed toen Katrine de stoel iets naar voren trok en ze bedacht dat hij misschien wel zo’n man was die eigenlijk bang is voor vrouwen. Dat hij hen daarom niet verkrachtte, maar naar hen keek. Zich voor hen ontblootte. Hen belde en vertelde wat voor dingen hij allemaal met hen wilde doen, die hij uiteraard nooit zou durven. Het strafblad van Rico Herrem was eerder onsmakelijk dan afschrikwekkend.
‘Jij riep naar me dat Valentin niet dood is,’ zei ze en ze leunde voorover. Hij ging nog iets meer naar achteren. Zijn lichaamstaal was defensief, maar de lach was dezelfde: brutaal en hatelijk. Obsceen.
‘Wat bedoelde je daarmee?’
‘Wat denk je, Katrine?’ Nasale stem. ‘Dat hij leeft, toch.’
‘Valentin Gjertsen is dood aangetroffen in zijn cel.’
‘Dat is wat iedereen gelooft. Heeft híj daar verteld wat Valentin met de tandarts heeft gedaan?’
‘Iets over een rok en panty. Jullie schijnen daar opgewonden van te raken.’
‘Valentin raakt daar opgewonden van. En dan bedoel ik dat letterlijk. Ze werkte hier twee dagen per week. Veel mannen klaagden in die tijd over hun gebit. Valentin gebruikte haar eigen boor om haar te dwingen haar panty uit te doen en die over haar hoofd te trekken. Hij neukte haar in de tandartsstoel. Maar hij zei later: “Ze lag daar als een geslacht dier.” Kennelijk had ze slechte raad gekregen over hoe ze zich moest gedragen als er iets gebeurde. Dus Valentin pakte een aansteker en ja, hij stak de panty aan. Heb je wel eens gezien hoe iets van nylon smelt als het brandt? Ze maakte een hels kabaal. Schreeuwde moord en brand. De stank van een brandend gezicht in nylon heeft weken in de muren gezeten. Ik weet niet hoe het verder met haar is gegaan, maar ik gok dat ze niet meer bang hoeft te zijn nog een keer verkracht te worden.’
Katrine keek naar hem. Kop van een opschepper, dacht ze. Iemand die zoveel slaag heeft gehad dat die grijns een automatische reactie was geworden.
‘Als Valentin niet dood is, waar is hij dan?’ vroeg ze.
Zijn grijns werd nog breder. Hij trok de deken over zijn knieën.
‘Wil je zo vriendelijk zijn me te zeggen of ik hier mijn tijd zit te verspillen, Rico?’ zei Katrine zuchtend. ‘Ik heb zoveel tijd doorgebracht in een psychiatrisch ziekenhuis dat gekke mensen me vervelen, oké?’
‘Je denkt toch niet dat ik die informatie gratis geef, agent?’
‘De titel is rechercheur. Wat is je prijs? Strafvermindering?’
‘Over een week ben ik vrij. Ik wil vijftigduizend kronen hebben.’
Katrine lachte hard en hartelijk. Zo hartelijk als ze kon. En zag de woede in zijn ogen kruipen.
‘Dan zijn we hier klaar,’ zei ze terwijl ze opstond.
‘Dertigduizend,’ zei hij. ‘Ik ben platzak en als ik hieruit kom, heb ik een vliegticket nodig dat me hier zo ver mogelijk vandaan brengt.’
Katrine schudde haar hoofd. ‘We betalen verklikkers alleen als er sprake is van informatie die een totaal ander licht op een zaak werpt. Een grote zaak.’
‘En als dit nu zo’n zaak is?’
‘Dan zou ik toch eerst met mijn chefs moeten spreken. Maar ik dacht dat jij iets had wat je me wilde vertellen, ik ben hier niet om te onderhandelen over iets wat ik niet heb.’ Ze liep naar de deur en tilde haar hand op om te kloppen.
‘Wacht,’ zei de rode schedel. Zijn stem klonk zacht. Hij had de deken tot aan zijn kin opgetrokken.
‘Ik kan je een beetje vertellen.’
‘Ik heb niets voor je, zei ik.’ Katrine klopte op de deur.
‘Weet je wat dit is?’ Hij hield een koperkleurig instrument omhoog dat Katrines hart een keer deed overslaan. Voor ze zag dat wat ze een nanoseconde voor een pistoolkolf had gehouden een onderdeel van een tatoeageapparaat was en wat ze voor een pistoolloop had gehouden een tatoeageapparaat met een puntige naald was.
‘Ik ben hierbinnen de tatoeëerder,’ zei hij. ‘Een verdomd goede ook nog. En je weet misschien hoe ze het lijk dat ze hebben gevonden geïdentificeerd hebben als Valentin?’
Katrine keek naar hem. Naar de smalle, hatelijke ogen. De dunne, natte lippen. De rode huid die door het dunne haar scheen. De tatoeage. Het gezicht van de duivel.
‘Ik heb nog steeds niets voor je, Rico.’
‘Als je…’ Hij grijnsde.
‘Ja?’
‘Als je je blouse eens opendoet, dan kan ik je…’