‘Moordaanslag,’ zei Anton. ‘Hij heeft veel bloed verloren, ze zeggen dat ze zijn pols nauwelijks konden voelen toen hij hier arriveerde. Hij ligt sindsdien in coma.’
‘Waarom wordt hij bewaakt?’
Anton haalde zijn schouders op. ‘Potentiële getuige. Als hij het overleeft.’
‘Wat weet hij dan?’
‘Iets met drugs. Op hoog niveau. Als hij wakker wordt, heeft hij waarschijnlijk relevante informatie die grote jongens in het drugsmilieu van Oslo in de problemen kan brengen. Plus dat hij kan vertellen wie hem heeft geprobeerd te vermoorden.’
‘Dus ze denken dat de dader zal terugkomen om het werk af te maken?’
‘Als ze te weten komen dat hij leeft en waar hij ligt, ja. Daarom zijn wij hier.’
Ze knikte. ‘En blijft hij leven?’
Anton schudde zijn hoofd. ‘Ze denken dat ze hem een paar maanden in leven kunnen houden, maar de kans dat hij uit de coma komt, is erg klein. Maar goed…’ Anton wisselde weer van standbeen, haar onderzoekende blik werd zo langzamerhand onplezierig. ‘Tot die tijd moeten we hem bewaken.’
Anton Mittet verliet haar met het gevoel een nederlaag te hebben geleden, hij liep de trappen af naar de receptie en stapte de herfstnacht in. Pas toen hij in zijn auto op de parkeerplaats ging zitten, viel het hem op dat zijn mobieltje ging.
Het was de meldkamer.
‘Maridalen, moord, nul één. Ik weet dat je klaar bent voor vandaag, maar ze hebben assistentie nodig om de plaats delict af te zetten. En aangezien jij al in uniform bent…’
‘Hoe lang?’
‘Je krijgt binnen drie uur aflossing.’
Anton was verbaasd. Ze deden tegenwoordig van alles om te voorkomen dat mensen moesten overwerken, de combinatie van strakke regels en gekrompen budgetten stond zelfs praktische oplossingen in de weg. Hij hoopte dat het niet om een kind ging.
‘Prima,’ zei Anton.
‘Ik stuur je de gps-coördinaten.’ Dat was nieuw: gps met een gedetailleerde kaart van Oslo en omgeving en een actieve zender waardoor de meldkamer kon zien waar je je bevond. Daarom hadden ze hem vast gebeld: hij was het dichtstbij.
‘Goed,’ zei Anton. ‘Drie uur.’
Laura lag al in bed, maar vond het toch fijn als hij direct na het werk thuiskwam. Dus voordat hij de auto in de versnelling zette en richting het Maridalsvann reed, stuurde hij haar een sms.
Anton hoefde niet op zijn gps te kijken. Bij het begin van de Ullevålsetervei stonden vier politieauto’s geparkeerd en iets verderop wees oranje-wit afzetlint de weg.
Anton pakte zijn lantaarn uit het handschoenenvak en liep op de agent af die voor de afzetting stond. Hij zag de bewegende lichten tussen het struikgewas, maar ook de lampen van de technische recherche die je altijd deden denken aan een filmset. Iets wat niet eens zo ver bezijden de waarheid was, want tegenwoordig maakten ze niet alleen foto’s, maar ze gebruikten ook hd-videocamera’s die niet alleen de slachtoffers filmden, maar ook de hele plaats delict zodat ze die later opnieuw konden bekijken, het beeld stil konden zetten en details konden vergroten die in eerste instantie niet relevant leken.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg hij aan de agent die met zijn armen over elkaar geslagen stond te rillen.
‘Moord.’ De stem van de agent was schor. Zijn ogen waren rood en zijn gezicht was onnatuurlijk wit.
‘Dat had ik al gehoord. Wie is de chef?’
‘Technische recherche. Lønn.’
Anton hoorde gebrom van stemmen uit het bos komen. Er waren veel mensen. ‘Nog niemand van Kripos of Geweld?’
‘Er komen nog meer mensen, het lichaam is net gevonden. Wil jij het van mij overnemen?’
Nog meer mensen. En toch hadden ze hem opgeroepen. Anton keek beter naar de agent. Hij droeg een dikke jas, maar het rillen was niet minder geworden. En het was eigenlijk niet eens zo koud.
‘Was jij als eerste ter plaatse?’
De agent knikte zwijgend en keek naar de grond. Hij stampte met zijn voeten.
Verdomme, dacht Anton. Een kind. Hij slikte.
‘Zo, Anton, heeft nul één jou gestuurd?’
Anton keek op. Hij had de twee niet aan horen komen hoewel ze uit het dichte struikgewas kwamen. Hij had het eerder gezien, hoe de mensen van de technische recherche zich op een plaats delict bewogen, als onhandige dansers, ze wrongen zich in allerlei bochten om zo min mogelijk aan te raken, ze zetten hun voeten neer alsof ze astronauten op de maan waren. Of misschien kwam die associatie door hun witte overalls.
‘Ja, ik moest het voor iemand overnemen,’ zei Anton tegen de vrouw. Hij wist heel goed wie ze was, iedereen wist dat. Beate Lønn, hoofd van de technische recherche, er werd van haar gezegd dat ze een soort Rain Man-vrouw was vanwege haar talent om gezichten te herkennen dat werd gebruikt bij de identificatie van overvallers op korrelige, schokkerige beelden van bewakingscamera’s. Ze zeiden dat ze zelfs in staat was gemaskerde overvallers te herkennen als ze eerder waren veroordeeld, dat ze een database van vele duizenden mugshots in dat kleine, lichtblonde hoofd van haar had opgeslagen. Dus het moest om een bijzondere moord gaan, anders stuurden ze de chef niet midden in de nacht.