‘Dus wat heb je toen gedaan?’ vroeg Katrine.
‘Wat denk je?’ siste Irja, haar druipende neus met haar mouw afvegend. ‘Ik ging naar jullie! Jullie moeten ons immers beschermen.’
‘En wat zeiden we?’ vroeg Katrine zonder een poging te doen om haar afschuw te verbergen.
‘Jullie zeiden dat jullie de zaak zouden onderzoeken. Dus jullie gingen naar Valentin en lieten hem de foto’s zien, maar natuurlijk lukte het hem om zich eruit te kletsen. Hij zei dat het om een vrijwillig spel ging, dat hij zich niet kon herinneren hoe die meisjes heetten, dat hij hen nooit meer had gezien en hij vroeg of een van de meisjes hem had aangegeven. Dat hadden ze natuurlijk niet, dus daar stopte het. Dat wil zeggen, daar stopte het voor jullie. Voor mij begon het toen pas…’
Ze ging voorzichtig met haar wijsvinger langs haar oogleden, ze dacht kennelijk dat ze zich had opgemaakt.
‘O?’
‘Ze krijgen in Ila één keer per week toestemming om te bellen. Ik kreeg per telefoon het bericht dat hij me wilde spreken. Dus ik ging bij hem op bezoek.’
Katrine hoefde het vervolg niet eens te horen.
‘Ik zat in de bezoekersruimte op hem te wachten. Toen hij binnenkwam, keek hij me alleen maar aan en het leek of hij die hand weer om mijn keel had. Ik kon verdomme niet eens meer ademhalen. Hij ging zitten en zei dat hij me zou vermoorden als ik tegen iemand iets zou zeggen over die alibi’s. Als ik sowieso nog met de politie zou praten, waarover dan ook, dan kwam hij om me te vermoorden. En als ik dacht dat hij daar nog lang zou zitten, dat ik me dan vergiste. Toen stond hij op en liep weg. Ik hoefde niet lang na te denken. Zolang ik wist wat ik wist, zou hij me bij de eerste de beste gelegenheid vermoorden. Ik ging gelijk naar huis, draaide alle deuren op slot en huilde drie dagen van angst. De vierde dag belde een zogenaamde vriendin die geld wilde lenen. Dat deed ze regelmatig, ze was verslaafd aan een soort heroïne die ineens op de markt was gekomen, later werd die violine genoemd. En meestal hing ik gewoon weer op, maar deze keer deed ik dat niet. De volgende avond zat ze bij me thuis en hielp me met mijn eerste shot van iets wat ik mijn hele leven nog niet had gehad. En mijn god, het hielp. Violine… die fikste alles… die…’
Katrine kon de glans van de oude verliefdheid in de ogen van de kapotte vrouw zien.
‘En toen was jij ook verslaafd,’ zei Beate. ‘Je verkocht het huis…’
‘Niet alleen om het geld,’ zei Irja. ‘Ik moest vluchten. Moest me voor hem verstoppen. Alles wat naar mij kon leiden, moest weg.’
‘Je gebruikte je creditcard niet meer, je meldde je verhuizing niet,’ zei Katrine. ‘Je haalde zelfs je uitkering niet meer op.’
‘Natuurlijk niet.’
‘Zelfs niet toen Valentin dood was.’
Irja gaf geen antwoord. Haar ogen knipperden niet. Ze zat onbeweeglijk terwijl de rook van de bijna opgebrande peuk tussen haar nicotinegele vingers omhoog kringelde. Katrine zag een dier dat gevangen was in het licht van een koplamp.
‘Je moet toch opgelucht zijn geweest toen je dat hoorde?’ zei Beate voorzichtig.
Irja schudde haar hoofd, een mechanisch knikje als van een knikkend popje.
‘Hij is niet dood.’
Katrine begreep direct dat het waar was. Wat was het eerste wat ze over Valentin had gezegd? ‘Jullie kennen Valentin niet. Hij is anders.’ Niet was, maar ís.
‘Waarom denken jullie dat ik dit vertel?’ Irja drukte de peuk op de tafel uit. ‘Hij komt dichterbij. Dag voor dag, ik kan het voelen. Op een ochtend word ik wakker en dan voel ik zijn hand om mijn keel.’
Katrine wilde zeggen dat ze dat paranoia noemen en dat het de onafscheidelijke vriend was van de heroïne. Maar ineens was ze niet zo zeker van haar zaak. En toen Irja’s stem overging in zacht gefluister terwijl haar blik heen en weer schoot naar de donkere hoeken van de kamer, voelde Katrine het ook. De hand om haar keel.
‘Jullie moeten hem vinden. Alsjeblieft. Voordat hij mij vindt.’
Anton Mittet keek op zijn horloge. Hij gaapte. Mona was een paar keer met een arts bij de patiënt geweest. Verder was er niets gebeurd. Je had veel tijd om na te denken als je zo zat. Te veel tijd eigenlijk. Want de gedachten hadden de neiging om na een poosje negatief te worden. En dat zou misschien niet zo erg zijn als die negatieve dingen iets waren waaraan hij wat kon doen. Maar hij kon niets veranderen aan de Drammen-zaak, het besluit dat hij indertijd had genomen om die gummiknuppel die hij in het bos had gevonden niet te melden. Hij kon niet teruggaan en het ongezegd, ongedaan maken dat hij Laura al die keren had gekwetst. En hij kon die eerste nacht met Mona niet ongedaan maken. En de andere nachten ook niet.