Katrine bleef maar vragen stellen tot ze besefte dat ze alleen maar bezig was om de tijd en haar vliegticket te rechtvaardigen.
‘Je vertelde iets over wat Valentin had gedaan,’ zei ze.
‘Is dat zo?’ zei hij snel, op zijn horloge kijkend. ‘Oeps, ik moet…’
Op de terugweg door de recreatieruimte zag Katrine alleen de man met de rode schedel staan. Hij stond kaarsrecht met zijn armen naar beneden hangend en staarde naar de lege roos. De pijltjes waren nergens te zien. Hij draaide zich langzaam om en het lukte Katrine niet om zijn blik niet te beantwoorden. De grijns was weg, zijn ogen stonden mat en grauw als van een kwal.
Hij riep iets. Vier woorden die hij herhaalde. Hard en doordringend als een vogel die waarschuwt voor gevaar. Toen lachte hij.
‘Let maar niet op hem,’ zei de bewaker.
Het gelach achter hen stierf weg toen ze gehaast door de gangen liepen.
Toen stond ze weer buiten in de druilerige regenlucht.
Ze pakte haar mobieltje, zette de recorder uit die de hele tijd had aangestaan sinds ze hier was en belde Beate.
‘Klaar in Ila,’ zei ze. ‘Heb je nu tijd?’
‘Ik zet het koffiezetapparaat aan.’
‘Hè? Heb je geen…’
‘Je bent bij de politie, Katrine. Je drinkt die koffie, oké?’
‘Luister, ik at altijd in Café Sara in de Torggate en jij moet dat laboratorium uit. Lunch. Ik trakteer.’
‘Ja, dat doe je.’
‘O?’
‘Ik heb haar gevonden.’
‘Wie?’
‘Irja Jacobsen. Ze leeft. In elk geval als we ons haasten.’
Ze spraken over drie kwartier af en verbraken de verbinding. Wachtend op een taxi speelde Katrine de recorder af. Het bovenste deel van haar mobieltje, waarin de microfoon zat, had boven haar zak uit gestoken en ze stelde vast dat ze met een paar goede oordopjes nogmaals zou kunnen horen wat de gevangene had gezegd. Ze spoelde door naar het eind en luisterde. Ze had geen oordopjes nodig om te horen wat er werd gezegd. De herhaalde waarschuwingskreten van de roodschedel: ‘Valentin leeft. Valentin moordt. Valentin leeft. Valentin moordt.’
‘Hij is vanmorgen wakker geworden,’ zei Anton Mittet terwijl Gunnar Hagen en hij snel door de gang liepen.
Silje stond op van haar stoel toen ze kwamen aangelopen.
‘Je kunt nu gaan, Silje,’ zei Anton. ‘Ik neem het over.’
‘Maar jouw dienst begint pas over een uur.’
‘Je kunt nu gaan, zei ik. Neem vrij.’
Ze keek Anton onderzoekend aan. Keek naar de andere man.
‘Gunnar Hagen,’ zei hij zijn hand uitstekend. ‘Hoofd Geweld.’
‘Ik weet wie u bent,’ zei ze en ze schudde zijn hand. ‘Silje Gravseng. Ik hoop ooit voor u te kunnen werken.’
‘Mooi,’ zei hij. ‘Dan kun je beginnen met te doen wat Anton hier je zegt.’
Ze knikte naar Hagen. ‘Uw naam staat onder mijn instructies, dus uiteraard…’
Anton keek toe hoe ze haar spullen pakte.
‘Het is overigens mijn laatste stagedag,’ zei ze. ‘Nu moet ik me gaan voorbereiden op mijn examen.’
‘Silje is leerling op de politieschool,’ zei Anton.
‘Dat heet nu student aan de politieacademie,’ zei Silje. ‘Ik vraag me één ding af, hoofdinspecteur van politie.’
‘Ja?’ zei Hagen, glimlachend om de lange term die ze gebruikte.
‘Die legende die voor u heeft gewerkt, Harry Hole. Ze zeggen dat hij nooit heeft geblunderd. Dat hij alle moorden heeft opgelost die hij onderzocht. Is dat zo?’
Anton kuchte waarschuwend en keek Silje aan, maar ze negeerde hem.
Hagens glimlach werd nog breder. ‘Ten eerste kun je onopgeloste zaken op je geweten hebben zonder dat je hebt geblunderd, toch?’
Silje Gravseng gaf geen antwoord.
‘Wat Harry en onopgeloste zaken betreft…’ Hij wreef over zijn kin. ‘Tja, ze hebben waarschijnlijk gelijk. Maar het is wel een kwestie van hoe je ernaar kijkt.’
‘Naar kijkt?’
‘Hij kwam naar huis vanuit Hongkong om de moord te onderzoeken waarvoor zijn pleegzoon was gearresteerd. En hoewel hij Oleg vrij heeft gekregen en een ander heeft bekend, werd de moord op Gusto Hanssen eigenlijk nooit echt opgelost. Niet officieel in elk geval.’
‘Bedankt,’ zei Silje en ze lachte even.
‘Succes met je carrière,’ zei Gunnar Hagen.
Gunnar Hagen bleef haar nakijken terwijl ze de gang uit liep. Niet zozeer omdat mannen altijd naar een mooi, jong meisje kijken alsof ze het onvermijdelijke een paar seconden uit willen stellen, dacht Anton. Hij had de nervositeit bij het afdelingshoofd opgemerkt. Toen draaide Hagen zich om naar de gesloten deur. Hij knoopte zijn jas dicht. Hij wipte op de bal van zijn voeten als een tennisspeler die wachtte op de service van zijn tegenstander.