‘Oké,’ zei Beate ‘Ik zal onze informanten vragen.’
‘Bedankt.’
‘Oké.’
Stilte.
‘Nog iets?’
‘Nee. Nou ja, wat vind jij van Singin’ in the Rain?’
‘Ik hou niet van musicals. Hoezo?’
‘Zielsverwanten zijn moeilijk te vinden, vind je niet?’
Beate grinnikte. ‘Inderdaad, laten we daar een keertje over praten.’
Ze hingen op.
Anton zat met zijn armen over elkaar geslagen te wachten. Hij luisterde naar de stilte. Keek de gang in.
Mona was nu bij de patiënt en zo meteen kwam ze de kamer uit. Dan zou ze ondeugend naar hem lachen. Misschien een hand op zijn schouder leggen. Of door zijn haar strijken. Misschien even snel kussen, dat hij net haar tong kon voelen die altijd naar munt smaakte, en dan de gang uit lopen. Haar mollige achterwerk uitdagend heen en weer wiegen. Misschien was het haar bedoeling niet, maar hij vond het leuk om dat te denken. Dat ze haar spieren spande, wiegde, pronkte voor hem, voor Anton Mittet. Ja, hij had veel om dankbaar voor te zijn, zoals men zei.
Hij keek op zijn horloge. Zo meteen wisseling van de wacht. Hij wilde gapen toen hij een kreet hoorde.
Maar het was genoeg, hij was al overeind geschoten. Rukte de deur open. Liet zijn blik snel van links naar rechts door de kamer gaan, constateerde dat alleen Mona en de patiënt aanwezig waren.
Mona Gamlem stond met open mond naast het bed en haar ene hand had ze opgetild. Haar blik was nog steeds op de patiënt gericht.
‘Is hij…?’ begon Anton, maar hij maakte de zin niet af toen hij het nog steeds hoorde. Het geluid van de machine die de hartslag registreerde was zo doordringend – en de stilte zou anders zo totaal zijn geweest – dat hij de korte, gelijkmatige bliepjes zelfs op de gang nog kon horen.
Mona’s vingertoppen rustten op het punt waar het sleutelbeen vastzit aan het borstbeen, het punt dat Laura het sieraadkuiltje noemt omdat het daar lag. Het gouden hartje dat hij Laura had gegeven op een van hun trouwdagen die ze nooit hadden gevierd, maar waaraan ze toch op hun manier aandacht gaven. Misschien was daar het hart bij vrouwen ook echt te voelen als ze schrokken, zich opgejaagd voelden of buiten adem waren. Want Laura legde ook altijd haar vingers op dat punt. En het leek of die houding, zo gelijk aan die van Laura, zijn focus opeiste. Zelfs toen Mona hem met een stralende lach aankeek en iets fluisterde, alsof ze bang was de patiënt wakker te maken, leek het of de woorden van een andere plek kwamen: ‘Hij heeft gesproken. Hij heeft gespróken.’
Katrine had maar drie minuten nodig om via achterdeurtjes in het computersysteem van het politiedistrict Oslo te komen, maar het was moeilijker om de opnames van het verhoor van de verkrachtingszaak in het Otta-hotel te vinden. De verplichte digitalisering van alle geluids- en filmopnames op band was al een eind op weg, maar met de indexering was het slechter gesteld. Katrine had het met alle zoekwoorden die ze kon verzinnen geprobeerd: Valentin Gjertsen, Otta, Hotel, verkrachting enzovoort, maar zonder resultaat. Ze had het bijna opgegeven toen een hoge mannenstem via de luidspreker de ruimte vulde.
‘Ze vroeg er eigenlijk om.’
Katrine voelde een huivering door haar lichaam gaan, net als vroeger toen ze met haar vader in een boot zat en hij rustig zei dat hij beet had. Ze wist niet waarom, ze wist slechts dat dit de stem was. Dit was hem.
‘Interessant,’ zei een andere stem. Zacht, bijna vleiend. De stem van een politieman die uit is op resultaat. ‘Waarom zeg je dat?’
‘Ze vragen er toch om? Op de een of andere manier. En naderhand schamen ze zich en doen ze aangifte bij de politie. Maar dat weten jullie toch.’
‘Dus het meisje in het Otta-hotel, ze heeft erom gevraagd, moet ik het zo begrijpen?’
‘Ze wilde het doen.’
‘Dus je had haar gepakt als ze zich niet had bedacht?’
‘Als ik daar was geweest.’
‘Je hebt net bekend dat je daar die avond was, Valentin.’
‘Alleen om je die verkrachting gedetailleerder te laten beschrijven. Het is tamelijk saai in de gevangenis, weet je. Je moet je dag een beetje opfleuren.’
Stilte.
Toen klonk Valentins hoge lach. Katrine rilde en trok haar gebreide vest strakker om zich heen.
‘Het lijkt erop dat je iets moois hebt verklapt of mag ik dat zo niet zeggen, agent?’
Katrine sloot haar ogen en probeerde zich zijn gezicht voor te stellen.
‘We laten de Otta-zaak even rusten. Hoe zit het met dat meisje in Maridalen, Valentin?’
‘Wat is er met haar?’
‘Jij was het, of niet?’
Hard gelach deze keer. ‘Daarop moet je nog wat oefenen, agent. De confrontatiefase in het verhoor moet een hamerslag zijn, geen oorvijgje.’