Aurora zat op een schommel en de zon scheen in haar ogen zodat ze de jongen niet kon zien. Ze hoopte dat hij leuk was. Een jongen die dezelfde dingen snapte als zij. Een beetje zoals papa, maar alleen niet zo verstrooid. Nou ja, eigenlijk wel net zo verstrooid.
De voetstappen klonken zwaar, te zwaar voor een vrouw.
Aurora strekte haar hand uit naar het toiletpapier, maar ze stopte. Ze wilde ademhalen, maar er was niets. Geen lucht. Haar keel werd dichtgeknepen.
Te zwaar om van een vrouw te zijn.
Ze stonden nu stil.
Ze keek naar de grond. In de grote kier tussen de deur en de vloer zag ze een schaduw. En een paar lange, spitse schoenpunten. Als van een paar cowboylaarzen.
Aurora wist niet of het de kerkklokken waren of dat ze haar hart in haar hoofd hoorde slaan.
Harry stond boven aan de trap. Kneep zijn ogen dicht tegen het felle zonlicht. Stond een ogenblik zo met zijn ogen dicht terwijl hij luisterde naar de kerkklokken die over Oppsal schalden. Hij voelde hoe alles in harmonie, in overeenstemming, in orde was. Wist dat het zo moest eindigen.