Truls hoefde de kranten niet open te slaan, hij had ze thuis al gelezen. Hij had hard gelachen om Mikaels vertwijfelde uitspraken omtrent de vorderingen van het onderzoek. ‘Op dit moment is het niet mogelijk om te zeggen…’ en: ‘Er kan geen informatie worden gegeven over…’ Dat waren formuleringen die rechtstreeks kwamen uit het hoofdstuk ‘contact met de media’ van Bjerknes en Hoff Johansens Onderzoeksmethodes, dat verplichte kost was op de politieacademie en waarin stond dat je dergelijke gemeenplaatsen moest gebruiken omdat journalisten zo gefrustreerd raakten van ‘geen commentaar’. En dat je zo veel mogelijk het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden moest vermijden.
Truls had ernaar gezocht op de politiefoto’s. Mikaels wanhopige gezichtsuitdrukking die hij altijd kreeg als de grote jongens in de buurt het tijd vonden dat die knappe, meisjesachtige snotneus zijn grote mond eens hield en Mikael hulp nodig had. Truls’ hulp. En Truls sprong uiteraard voor hem in de bres. En dan kwam hij thuis met een blauw oog en een dikke lip, niet Mikael. Nee, zijn gezicht bleef ongeschonden en knap. Knap genoeg voor Ulla.
‘Niet te veel eraf,’ zei Truls. Hij keek naar de haren die van zijn bleke, lange, iets naar voren stekende voorhoofd vielen. Dat voorhoofd en de forse onderbeet maakten dat mensen vaak dachten dat hij dom was. Iets wat af en toe een voordeel kon zijn. Af en toe. Hij sloot zijn ogen. Hij probeerde te bedenken of die wanhopige uitdrukking op het gezicht van Mikael inderdaad te zien was op de foto’s van de persconferentie of dat het iets was wat Truls graag wilde zien.
Geschorst. Gesuspendeerd. Weggestuurd. Afgewezen.
Hij ontving nog steeds zijn salaris. Mikael had gezegd dat het hem speet. Hij had een hand op zijn schouder gelegd en gezegd dat dit voor iedereen het beste was, ook voor Truls. Tot de juristen eruit waren welke maatregelen er genomen moesten worden als een politieman geld had ontvangen waarvoor hij geen verantwoording kon of wilde afleggen. Mikael had er nog voor gezorgd dat Truls een paar toeslagen kon behouden. Dus het was niet daarom dat hij naar een goedkope kapper ging. Hij ging daar altijd heen. Maar hij vond het nu zelfs leuk. Dat hij dezelfde kuif kreeg als die Arabier in de stoel naast hem. Een terroristenkuif.
‘Waar moet je om lachen, vriend?’
Truls stopte onmiddellijk toen hij zijn eigen grommende lach hoorde. De lach die hem zijn bijnaam Beavis had bezorgd. Nee, het was Mikael die hem die had gegeven. Tijdens een feest op de middelbare school toen hij tot hilariteit van iedereen vaststelde dat die verrekte Truls Berntsen sprekend leek op dat tekenfilmfiguurtje van mtv! Ulla, was zij daar ook bij geweest? Of was het een andere dame geweest om wier schouder Mikael zijn arm had geslagen? Ulla met haar vriendelijke blik, met haar witte trui, met die slanke hand die ze tijdens een feest in Bryn in zijn nek had gelegd om hem naar zich toe te trekken om te vragen of hij wist waar Mikael was. Ze had in zijn oor moeten schreeuwen om boven het gebrul van de Kawasaki’s uit te komen. Maar hij herinnerde zich nog steeds de warmte van haar hand, het leek of hij smolt door haar hand, dat hij in de middagzon op de brug langzaam vloeibaar zou worden. Haar adem tegen zijn oor en wang, zijn zintuigen die op scherp stonden, waardoor hij – ondanks de stank van benzine, uitlaatgassen en verbrande rubber van de motoren onder hen – zelfs haar tandpasta kon identificeren, kon ruiken dat ze lippenbalsem met aardbeiensmaak gebruikte en dat haar trui gewassen was in Omo. Dat Mikael haar gekust had. Haar had gehad. Of had hij zich dat ook ingebeeld? Maar hij herinnerde zich wel dat hij had geantwoord dat hij niet wist waar Mikael was. Hoewel hij dat wel wist. En dat een deel van hem dat zelfs wilde vertellen. Haar vriendelijke, zuivere, onschuldige, goedgelovige blik kapot wilde maken. Hem, Mikael, kapot wilde maken.
Maar uiteraard had hij dat niet gedaan.
Waarom zou hij? Mikael was zijn beste vriend. Zijn enige vriend. En wat wilde hij bereiken met vertellen dat Mikael bij Angelica was? Ulla kon iedereen krijgen die ze wilde, maar ze wilde hem, Truls, niet. En zolang ze samen met Mikael was, kreeg hij in elk geval de kans om in haar nabijheid te zijn. Hij had de aanleiding gehad, maar niet het motief.
Toen niet.
‘Zo, vriend?’
Truls keek in de ronde plastic spiegel, die de schaarhomo omhooghield, naar zijn eigen achterhoofd. Hij gromde. Stond op, legde tweehonderd kronen op de krant om het risico van handcontact te voorkomen. En liep maart weer in, die nog steeds slechts een onbevestigde belofte voor lente inhield. Hij wierp een blik in de richting van het hoofdbureau voor politie. Geschorst. Hij ging naar de metro op Grønland. Het knippen had negenenhalve minuut geduurd. Hij stak zijn kin naar voren en ging sneller lopen. Hij hoefde nergens naartoe. Hij had niets. Nou ja, hij had wel iets. Maar dat vergde niet veel, alleen maar iets wat hij genoeg had: tijd om te plannen, haat en de wil om alles te verliezen. Hij wierp een blik in de etalage van een van de Aziatische kruideniers van de wijk en constateerde dat hij er eindelijk uitzag zoals hij was.