Het was natuurlijk als grapje bedoeld en Truls had geprobeerd snuivend te lachen om aan te geven dat hij het wel kon waarderen, maar de gebroken kaak en neus hadden pijn gedaan.
Hij had nog steeds sterke pijnstillers en grote pleisters op zijn hoofd en natuurlijk was het verboden om auto te rijden, maar wat moest hij verder doen? Hij kon toch niet de hele tijd thuis zitten wachten tot de duizeligheid en wonden weg waren? Zelfs Megan Fox begon hem te vervelen en bovendien had hij van de dokter eigenlijk geen toestemming om televisie te kijken. Dus hij kon net zo goed hier zitten. In een auto voor een kerk om… om wat eigenlijk? Om zijn respect te tonen aan een man voor wie hij nooit respect had gehad? Een leeg gebaar voor een verrekte idioot die niet wist wat goed voor hem was, maar het leven redde van een persoon van wie je niets goeds kon verwachten? De duivel mocht Truls Berntsen halen als hij het wist. Hij wist alleen dat hij weer zou gaan werken zodra hij daartoe in staat was. En dan zou deze stad weer zijn stad worden.
Rakel ademde in en uit. Haar vingers klemden zich rond het boeket bloemen. Ze staarde naar de deur. Dacht aan al die mensen die daar zaten. Vrienden, familie, kennissen. De priester. Niet dat het zoveel mensen waren, maar ze zaten te wachten. Konden niet beginnen zonder haar.
‘Beloof je dat je niet gaat huilen?’ vroeg Oleg.
‘Nee,’ zei ze, ze glimlachte even en streelde hem over zijn wang. Hij was zo lang geworden. Zo knap. Torende boven haar uit. Ze had een donker pak voor hem moeten kopen, en pas toen ze in de winkel stonden en zijn lengte opnamen, had ze zich gerealiseerd dat haar eigen zoon bijna de lengte van Harry had bereikt. Eén meter drieënnegentig. Ze zuchtte.
‘We gaan naar binnen,’ zei ze, haar arm door die van hem stekend.
Oleg opende de deur, kreeg een knik van de koster die binnen stond en samen begonnen ze door het middenpad te lopen. Terwijl Rakel naar alle gezichten keek die naar haar waren gericht, voelde ze dat de nervositeit verdween. Dit was niet haar idee geweest, ze was ertegen geweest, maar het was uiteindelijk Oleg die haar had overgehaald. Hij vond dat het klopte, dat ze het zo moesten afsluiten. Dat was precies het woord geweest dat hij gebruikte: afsluiten. Maar was het niet in de eerste plaats een begin? De start van een nieuw hoofdstuk in hun leven? Dat voelde in elk geval wel zo. En het voelde juist. Om hier nu te zijn.
En ze voelde hoe de lach op haar gezicht steeds breder werd. Ze lachte tegen alle andere lachende gezichten. En een ogenblik dacht ze dat als zij, of iemand anders, nog breder zou willen lachen, het dan helemaal verkeerd zou gaan. En de gedachte daaraan, het geluid van het scheurende gezicht, iets waarom ze eigenlijk zou moeten huiveren, zorgde ervoor dat het begon te borrelen in haar buik. Niet lachen, zei ze tegen zichzelf. Niet nu. Ze merkte dat Oleg, die zich tot dan had geconcentreerd om in de maat te lopen met de orgelmuziek, haar vibraties voelde. Ze keek naar hem. Ontmoette zijn verbaasde, waarschuwende blik. Maar toen moest hij wegkijken, hij had het gezien. Zijn moeder moest bijna schaterlachen. Nu, op dit moment. En hij vond het zo ongepast dat hij zelf ook bijna begon.
Om haar gedachten op iets anders te krijgen, op dat wat stond te gebeuren, op de ernst, richtte ze haar blik op degene die daar voor het altaar op haar stond te wachten. Harry. In het zwart.
Hij had zich naar hen omgedraaid met een idiote grijns op zijn mooie, foeilelijke gezicht. Slank en trots als een haan. Toen Oleg en hij in de kledingzaak Gunnar Øye rug tegen rug hadden gestaan, had de winkelier met een meetlint vastgesteld dat er nog drie centimeter tussen hen beiden zat. In het voordeel van Harry. En de twee uit de kluiten gewassen jongens hadden elkaar een high five gegeven alsof het om een wedstrijd ging en ze blij waren met de uitkomst.
Maar op dit moment zag Harry er erg volwassen uit. De stralen van de junizon vielen door het kleurige glasmozaïek en vingen hem in een soort hemels licht. Hij leek groter dan ooit. En nog net zo relaxed als hij de hele tijd was geweest. Ze had het eerst niet begrepen, dat hij zo relaxed kon zijn na alles wat er was gebeurd. Maar langzaam was dat gevoel ook over haar gekomen, die rust, dat rotsvaste vertrouwen dat alles nu ten goede was gekeerd. De eerste weken na dat met Arnold Folkestad had ze niet kunnen slapen, zelfs al had Harry dicht tegen haar aan gelegen en in haar oor gefluisterd dat het voorbij was. Dat het goed was gegaan. Dat ze geen gevaar meer liepen. Dezelfde woorden had hij avond na avond herhaald, als een slaapverwekkende mantra die toch niet genoeg was geweest. Maar toen, heel langzaam, was ze het gaan geloven. En na vele weken wist ze het. Dat alles ten goede was gekeerd. En kon ze weer slapen. Diep en zonder dromen die ze zich kon herinneren, tot ze wakker werd omdat hij voorzichtig uit bed kroop terwijl hij dacht dat ze het niet merkte en zij meestal deed of ze het niet merkte omdat ze wist hoe trots en gelukkig hij zo meteen was als hij dacht dat ze pas wakker werd als hij met een ontbijt voor haar bed stond en zacht kuchte.