‘Dat heeft mijn jongen ook! Alsjeblieft, Arnold, je hoeft dit niet te doen.’
Op het moment dat zij een stap in zijn richting deed, richtte hij zijn pistool. Niet langer op haar, maar op Oleg.
‘Niet verdrietig zijn, Rakel. Jij zult ook sterven. Je bent geen doel op zich, maar ik moet me wel ontdoen van een getuige.’
‘Harry zal je ontmaskeren. En hij zal je vermoorden.’
‘Het spijt me dat ik je nog meer pijn moet doen, Rakel, ik mag je echt. Maar ik vind dat je het moet weten. Harry zal helemaal niemand ontmaskeren, want hij is namelijk dood, begrijp je.’
Rakel staarde hem argwanend aan. Hij vond écht dat hij haar dit moest zeggen. De telefoon op tafel lichtte ineens op en liet een simpel fluittoontje horen. Ze wierp er een blik op.
‘Het lijkt me dat je je vergist,’ zei ze.
Arnold Folkestad fronste zijn voorhoofd. ‘Geef me de telefoon.’
Hij duwde het pistool tegen de nek van Oleg terwijl hij de telefoon uit haar hand griste. Las het snel. Keek Rakel woest aan.
‘laat oleg het cadeau niet zien.’
‘Wat betekent dat?’
Rakel haalde haar schouders op. ‘Het betekent in elk geval dat hij leeft.’
‘Onmogelijk. Ze zeiden op de radio dat de bom was afgegaan.’
‘Kun je niet gewoon maken dat je wegkomt, Arnold? Voor het te laat is.’
Folkestad keek nadenkend terwijl hij haar aanstaarde. Of misschien door haar heen keek.
‘Ik begrijp het. Iemand is Harry voor geweest. Is het appartement binnen gegaan. Ka-boem. Uiteraard.’ Hij lachte even. ‘Harry is hierheen op weg, of niet? Hij is zich van geen gevaar bewust. Ik kan eerst jullie doodschieten en dan wachten tot hij de deur binnen komt.’
Hij leek het allemaal nog een keer in zijn hoofd te herhalen, knikte toen alsof hij tot dezelfde conclusie was gekomen. En richtte zijn pistool op Rakel.
Oleg begon te bewegen op zijn stoel, probeerde ermee te springen, kreunde wanhopig door de prop in zijn mond. Rakel staarde in de pistoolloop. Voelde dat haar hart al bijna stilstond. Alsof haar hersenen het onafwendbare al hadden geaccepteerd en alles platlegden. Ze was niet langer bang. Ze wilde sterven. Eerder sterven dan Oleg. Misschien zou Harry hier zijn voor… misschien zou hij Oleg kunnen redden. Want ze wist het nu. Ze sloot haar ogen. Wachtte op iets, ze wist niet op wat. Een klap, een steek, pijn. Donker. Ze had geen goden tot wie ze kon bidden.
Er klonken klikgeluiden in het slot.
Ze opende haar ogen.
Arnold had het pistool laten zakken en staarde naar de deur.
Een korte stilte. Toen begon het opnieuw.
Arnold deed een stap achteruit, rukte de plaid van de leunstoel en gooide die over Oleg zodat zowel hij als de stoel bedekt was.
‘Doe of er niets aan de hand is,’ fluisterde hij. ‘Als je een woord zegt, plaats ik een kogel in de nek van je zoon.’
Er klonken weer klikgeluiden. Rakel zag dat Arnold zich zo achter de gecamoufleerde stoel van Oleg opstelde dat het pistool vanaf de voordeur niet te zien was.
Toen ging de deur open.
En daar stond hij. Torenhoog, met een brede lach, een open jas en een kapot gezicht.
‘Arnold!’ riep hij stralend. ‘Wat gezellig!’
Arnold lachte terug. ‘Wat zie je eruit, Harry! Wat is er gebeurd?’
‘De politieslager. Een bom.’
‘Echt?’
‘Niets ernstigs. Wat brengt jou hier?’
‘Ik kwam langs je huis. En bedacht dat ik een paar zaken over het rooster met je moest overleggen. Kom even hier en kijk ernaar, als je wilt.’
‘Niet voordat ik haar even goed heb omhelsd,’ zei hij en hij opende zijn armen in de richting van Rakel, die zich in zijn omhelzing stortte. ‘Hoe was je vliegreis, schat?’
Arnold kuchte. ‘Het zou fijn zijn als je hem nu losliet, Rakel. Ik moet vanavond nog meer doen.’
‘Doe niet zo streng, Arnold,’ lachte Harry, hij liet Rakel los, duwde haar van zich af en trok zijn jas uit.
‘Kom even hierheen,’ zei Arnold.
‘Hier hebben we beter licht, Arnold.’
‘Ik heb last van mijn knie. Kom maar hierheen.’
Harry boog voorover en trok aan zijn veters. ‘Ik heb vandaag een vreselijke explosie meegemaakt, dus neem me niet kwalijk dat ik eerst even mijn schoenen uittrek. Die knie moet je toch gebruiken als je hier weer weg wilt, dus pak dat rooster dan kunnen we ernaar kijken, als je zo’n haast hebt.’
Harry staarde naar zijn schoenen. De afstand vanwaar hij op zijn hurken zat tot Arnold en de stoel met de plaid erover was meer dan zeven meter. Te ver voor iemand die Harry onlangs had verteld dat de schade aan zijn oog en het trillen van zijn handen maakten dat hij zijn doel op een halve meter voor zich moest hebben om kans te maken op een voltreffer. En nu was zijn doel ineens in elkaar gedoken en maakte hij de schietschijf ook nog eens kleiner door zijn hoofd te laten zakken en zijn bovenlichaam naar voren te brengen.