Harry kwam langs de receptie, zag dat mensen hem aanstaarden en verschrikt terugdeinsden. Een vrouw schreeuwde en sommige mensen doken achter de balie. In de spiegel achter de balie zag Harry zichzelf.
Een bloederige man van bijna twee meter met nog steeds het lelijkste automatische pistool van de wereld in zijn hand.
‘Sorry mensen,’ mompelde Harry en hij ging door de draaideur.
‘Wat gebeurt er?’ vroeg Bjørn.
‘Niks aan de hand,’ zei Harry, hij hield zijn gezicht in de regen en een ogenblik werd de brandende pijn minder. ‘Zeg, ik ben vijf minuten rijden van huis, ik ga daar even heen om te douchen, pleisters te plakken en schone kleren aan te trekken.’
Ze verbraken de verbinding en Harry ontdekte een parkeerwachter die bezig was een bon uit te schrijven.
‘Ben je van plan me een boete te geven?’ vroeg Harry.
‘Je verspert de ingang van het ziekenhuis, dus daar kun je vergif op innemen,’ zei de parkeerwachter zonder hem aan te kijken.
‘Misschien is het beter dat je aan de kant gaat, dan kan die auto weg,’ zei Harry.
‘Ik geloof niet dat je me moet vragen om…’ begon de parkeerwachter, hij keek op en verstijfde toen hij Harry en de Odessa zag. En hij stond nog steeds als vastgevroren aan het asfalt toen Harry in de auto stapte, het pistool op zijn rug achter zijn broekriem stopte, de contactsleutel omdraaide, de auto in de versnelling zette en wegreed.
Harry reed over de Slemdalsvei, gaf gas, passeerde een metro. En bad in stilte dat Arnold Folkestad, net als hij, onderweg was naar huis.
Hij reed de Holmenkollvei in. Hoopte dat Rakel zich niet rotschrok als ze zag hoe hij eraan toe was. Hoopte dat Oleg…
Mijn god, wat verheugde hij zich erop hen weer te zien. Zelfs nu. Juist nu.
Hij remde om de oprit van het huis te kunnen nemen.
Bleef abrupt stilstaan.
Zette zijn auto in de achteruit.
Ging langzaam naar achteren.
Hij keek naar de geparkeerde auto’s waar hij zojuist langs was gereden, de auto’s die langs het trottoir stonden. Stond stil. Ademde door zijn neus.
Arnold Folkestad was inderdaad op weg naar huis. Net als hij.
Want tussen twee meer stereotiepe auto’s voor de Holmenkollvei, een Audi en een Mercedes, stond een Fiat van een onbestemde jaargang.
Hoofdstuk 50
Harry stond een paar seconden onder de sparrenbomen het huis op te nemen.
Vanwaar hij stond zag hij geen tekenen van inbraak, niet bij de voordeur met zijn drie sloten en niet bij de tralies voor de ramen.
Het was uiteraard niet zeker dat het Folkestads Fiat was die langs de kant van de weg stond. Veel mensen hadden een Fiat. Harry had een hand op de motorkap gelegd. Die was nog warm. Hij had zijn eigen auto midden op de weg laten staan.
Harry rende onder de sparrenbomen door naar de achterkant van het huis.
Wachtte, luisterde. Niets.
Hij sloop gebukt naar het huis. Rekte zich uit, keek door de ramen, maar zag niets, alleen maar donkere kamers.
Hij liep verder langs het huis tot hij bij de verlichte ramen van de keuken en de woonkamer kwam.
Ging op zijn tenen staan en keek naar binnen. Dook weer in elkaar. Duwde zijn rug tegen het ruwe hout van het huis en concentreerde zich op zijn ademhaling. Omdat hij nu moest ademhalen. Ervoor moest zorgen dat zijn hersenen zuurstof kregen zodat ze snel konden denken.
Een vesting. En wat was die verdomme waard?
Hij had ze.
Arnold Folkestad. Rakel. Oleg.
Harry concentreerde zich om zich precies voor de geest te halen wat hij had gezien.
Ze zaten in de voorkamer vlak bij de voordeur.
Oleg zat op een van de keukenstoelen die midden in de kamer was gezet, Rakel stond direct achter hem. Oleg had een witte doek over zijn mond en Rakel was bezig hem aan de stoelleuning vast te binden.
En een paar meter achter hen, weggedoken in een leunstoel, zat Arnold Folkestad met een pistool in zijn hand terwijl hij duidelijk commando’s gaf aan Rakel.
De details. Folkestads pistool was een standaard Heckler & Koch-dienstpistool. Betrouwbaar, zou niet haperen. Rakels mobiel lag op tafel. Geen van hen was gewond. Nog niet.
Waarom…
Harry zette de gedachte stil. Er was geen plaats voor, geen tijd voor waarom, alleen maar voor hoe hij Folkestad kon stoppen.
Harry had al vastgesteld dat het voor hem, vanuit de hoek waar hij nu stond, onmogelijk was Folkestad neer te schieten zonder het risico te lopen Rakel of Oleg te raken.
Harry keek weer even over het raamkozijn en bukte toen snel.
Rakel was bijna klaar met haar werk.
Hij had de knuppel gezien, die stond tegen de boekenkast naast de leunstoel. Zo meteen zou Folkestad het gezicht van Oleg kapotmaken, net zoals hij dat met de anderen had gedaan. Een jonge jongen die niet eens politieman was. En Folkestad moest er toch van uitgaan dat Harry dood was, dus hij had al genoeg wraak genomen. Waarom… stop!