Niet aan denken, er was immers geen plaats voor meer dan één persoon.
Vijfenveertig.
Bovendien was er geen tijd om hem los te maken van de stoel.
Vierenveertig.
Zelfs als hij wilde, had hij geen tijd meer.
Drieënveertig.
Helemaal geen tijd meer.
Tweeënveertig.
Verdomme.
Eenenveertig.
Verdomme, verdomme!
Veertig.
Harry schopte met zijn ene voet de deur open en de andere wierp hij naar voren zodat hij vrijwel direct uit de koelkast was. Hij rukte de la onder het aanrecht open, greep iets wat een broodmes moest zijn, stormde naar de stoel en begon de tape van de armleuningen te snijden.
Hij lette niet op de televisie, hoorde wel het getik.
‘De duivel moge je halen, Truls!’
Hij liep om de stoel, sneed de tape op de rugleuning en rond de stoelpoten door.
Legde zijn armen rond Truls’ borst en tilde.
Die duivel was nog zwaar ook!
Harry trok en vloekte, sleepte en vloekte, hoorde niet meer welke woorden er uit zijn mond kwamen, hoopte slechts dat hij hemel en hel voldoende beledigde zodat ten minste één ervan ingreep en een einde maakte aan deze idiote, maar onontkoombare toestand.
Hij richtte op de openstaande koelkast, probeerde vaart te meerderen en Truls Berntsen in de koelkast te proppen. Het bloederige lichaam zakte in elkaar en gleed er weer uit.
Harry probeerde hem erin te duwen met zijn voeten, maar dat lukte niet. Hij trok Berntsen weg van de koelkast, trok strepen bloed over het linoleum, liet hem zakken, trok de koelkast van de muur, hoorde dat de stekker uit het stopcontact werd getrokken, gooide het apparaat op de grond tussen het aanrecht en het fornuis. Pakte Berntsen en duwde hem er opnieuw in. Kroop er zelf ook in. Gebruikte zijn benen om Truls zo ver mogelijk tegen de achterwand te duwen, waar de zware koelmotor zat. Ging op Berntsen liggen, rook de stank van zweet, bloed en pis. Natuurlijk pis je als je op een stoel vastgebonden zit en weet dat je wordt doodgeslagen.
Harry had gehoopt dat er plaats voor twee zou zijn omdat het eerst alleen de hoogte en de breedte, en niet de diepte, van de koelkast waren geweest die het probleem vormden.
Maar nu was het wel de diepte.
Hij kon verdomme de deur niet achter zich dichtkrijgen.
Harry probeerde hem nog meer naar zich toe te trekken, maar het lukte niet. Het was niet meer dan twintig centimeter, maar als de koelkast niet hermetisch was afgesloten, zouden ze kansloos zijn. Door de schokgolf zouden de lever en milt kapotscheuren, de hitte zou de ogen verbranden, elk los object in de kamer zou een geweerkogel worden, ze hadden te maken met een mitrailleur die verscheurde en versplinterde.
Hij hoefde niet eens een besluit te nemen, het was te laat.
Harry schopte de deur weer open, sprong eruit, ging achter de koelkast staan, tilde hem weer op. Zag over de bovenkant dat Truls er weer uit viel. Kon het niet laten om even naar de klok te kijken. Die wees 00.00.12 aan. Twaalf seconden.
‘Sorry, Berntsen,’ zei Harry.
Toen greep hij Truls rond zijn borst, sjorde hem omhoog en stapte achterwaarts de koelkast in. Stak zijn handen voor zich uit, kreeg de deur te pakken en begon te wiebelen. De zware koelmotor zat zo hoog dat de koelkast een hoog zwaartepunt zou krijgen dat hem hopelijk zou helpen.
De koelkast wipte naar achteren. Ze bleven op het kantelpunt staan. Truls zakte tegen Harry aan.
Ze moesten niet die kant op vallen!
Harry leunde tegen, probeerde Truls terug te duwen, in de richting van de deur.
Toen nam de koelkast een besluit en viel terug. Wipte de andere kant op.
Harry had een laatste glimp opgevangen van het televisiescherm op het moment dat de koelkast doorviel, op zijn deur ging vallen.
De adem werd uit hem geperst toen de koelkast op de grond smakte, hij voelde de paniek toen hij geen lucht kreeg. Maar het was donker. Helemaal donker. De zware koelmotor en de koelkast hadden gedaan waarop hij had gehoopt: ze hadden de deur tegen de grond dichtgeduwd.
Toen ging de bom af.
Harry knipperde in het donker.
Hij moest een paar seconden weg zijn geweest.
Het piepte afgrijselijk in zijn oren en hij had het gevoel dat iemand een zuur in zijn gezicht had gegooid. Maar hij leefde nog.
Voorlopig.
Hij moest lucht hebben. Harry perste zijn handen langs Truls, die onder hem lag, en duwde uit alle macht tegen de koelkastdeur terwijl hij zijn rug tegen de achterwand drukte. De koelkast draaide rond zijn scharnieren en viel op zijn kant.
Harry rolde eruit. Stond op.
De kamer zag eruit als een of andere dystopie uit een sciencefictionfilm, een grijze hel met stof en rook, zonder een voorwerp dat kon worden geïdentificeerd, zelfs dat ding dat ooit een koelkast was geweest zag er als iets heel anders uit. De metalen deur naar de gang was uit zijn scharnieren geblazen.
Harry liet Berntsen liggen. Hij hoopte slechts dat die verrekte idioot dood was. Wankelend liep hij de trap af, de straat op.