Zowel weg als aanwezig.
Harry keek rond in Truls Berntsens slaapkamer. Toen liep hij naar de kast waarvan hij wist dat Berntsen daar zijn snoepgoed in bewaarde. In theorie kon daar iemand in zitten. Harry had zijn Odessa getrokken. Sloop naar de kast, duwde zijn rug tegen de muur en opende de deur met zijn linkerhand. Zag dat het licht in de kast automatisch aanging.
Verder gebeurde er niets.
Harry stak even zijn hoofd naar voren en trok het snel weer terug. Maar hij had kunnen zien wat hij wilde zien. Er was niemand. Hij ging voor de geopende kast staan.
Truls had de spullen vervangen die Harry, de vorige keer toen hij hier was, had meegenomen. Het kogelvrije vest, het gasmasker, de mp5, een riotgun. Hij had nog dezelfde pistolen als de vorige keer, voor zover hij kon zien. Behalve midden op de achterwand, daar was de omtrek van een pistool rond een van de haken.
Had Truls Berntsen in de gaten gekregen dat Harry onderweg was, begrepen wat zijn doel was, had hij het pistool meegenomen en was hij zijn flat uit gevlucht? Zonder de tijd te nemen om zijn deur dicht te doen en de televisie uit te zetten? Waarom had hij zich in dat geval niet hierbinnen verschanst?
Harry had de hele flat doorzocht en hij wist dat er geen levende ziel was. Nadat hij de keuken en de woonkamer had geïnspecteerd, had hij de deuren dichtgedaan alsof hij de flat had verlaten en was op de leren bank gaan zitten met de Odessa schietklaar, een goed zicht op de voordeur, maar zonder dat hij door het sleutelgat te zien was.
Als Truls hierbinnen was, was degene die zich het eerst liet zien in het nadeel. Harry was klaar voor een duel in wachten. Hij zat roerloos, ademde rustig, diep en onhoorbaar en had het geduld van een luipaard.
Toen er veertig minuten waren verstreken zonder dat er iets was gebeurd, was hij de slaapkamer in gelopen.
Harry ging op het bed zitten. Zou hij Berntsen bellen? Dat zou hem waarschuwen, maar zoals het er nu uitzag, was het hem al duidelijk dat Harry jacht op hem maakte.
Harry pakte zijn mobieltje en zette het aan. Wachtte tot het verbinding had met een zendmast en toetste het nummer in dat hij uit zijn hoofd had geleerd voordat hij twee uur geleden uit Holmenkollen was weggereden.
Nadat de telefoon drie keer was overgegaan zonder dat er werd opgenomen, gaf hij het op.
Hij belde Torkildsen van het telecombedrijf. En binnen twee seconden werd er opgenomen: ‘Wat wil je, Hole?’
‘Ik wil een basisstation laten opzoeken. Ene Truls Berntsen. Hij heeft een werkmobieltje van de politie, dus hij is vast klant bij jullie.’
‘We kunnen niet doorgaan elkaar op deze manier te ontmoeten.’
‘Dit gaat om een officieel politiebevel.’
‘Volg dan de procedures. Neem contact op met de jurist van de politie, stuur de kwestie naar de commissaris en bel terug als je toestemming hebt.’
‘Het heeft haast.’
‘Hoor eens, ik kan niet doorgaan met jou…’
‘Het gaat om de politiemoorden, Torkildsen.’
‘Dan moet het je maar een paar seconden kosten om die toestemming van de commissaris te krijgen, Harry.’
Harry vloekte zacht.
‘Het spijt me, Harry, ik moet aan mijn baan denken. Als ontdekt wordt dat ik zonder autorisatie bewegingen van personen bij de politie heb gecontroleerd, dan… Waarom kun je niet voor zo’n autorisatie zorgen?’
‘We spreken elkaar nog.’ Harry verbrak de verbinding. Hij had twee gemiste oproepen en drie sms’jes ontvangen, zag hij. Die moesten zijn gestuurd toen hij zijn mobiel had uitgezet. Hij opende ze. Het eerste was van Rakel.
geprobeerd je te bellen. thuis. maak iets lekkers klaar als je me zegt hoe laat je komt. heb een verrassing bij me. iemand die je graag wil verslaan met tetris.
Harry las het bericht nog een keer. Rakel was al thuis. Met Oleg. Zijn eerste ingeving was direct in zijn auto te stappen en naar hen toe te rijden. Het hele project laten vallen. Hij had zich vergist: hij was hier niet. Tegelijkertijd wist hij dat het dat ook was: een eerste ingeving. Een poging om te vluchten voor het onontkoombare. Het tweede sms’je kwam van een nummer dat hij niet herkende.
ik moet met je praten. ben je thuis? silje g.
Hij wiste het bericht. Het telefoonnummer van het derde bericht herkende hij direct.
ik geloof dat je me wilt spreken. ik heb de oplossing voor ons probleem gevonden. kom zo snel mogelijk naar plaats delict van g. truls berntsen
Hoofdstuk 44
Toen Harry over de parkeerplaats liep, viel hem een auto met een kapotte ruit op. Het licht van de straatlantaarn reflecteerde in de glassplinters op het asfalt. Het was een Suzuki Vitara. Berntsen reed in zo’n auto. Harry toetste het nummer in van de meldkamer.
‘Harry Hole. Ik wil graag de eigenaar weten van een kenteken.’
‘Iedereen kan dat via internet doen, Hole.’
‘Dus doe het even voor me, wil je?’