Bjørn knikte. Schraapte zijn keel. Wilde het achter de rug hebben. Maar Roar gaf hem niet de gelegenheid: ‘Ik mocht niet meehelpen bij het onderzoek, Bjørn. Omdat ik haar vader was, zeiden ze. In plaats daarvan zetten ze die nieuwe op de zaak. Toen ze eenmaal doorhadden dat het niet om een simpele zaak ging, dat de bestuurder zich niet zou komen melden of op een andere manier gevonden zou worden, was het te laat om de grote kanonnen in stelling te brengen, het spoor was koud, het geheugen van de mensen blanco.’
‘Roar…’
‘Simpel politiewerk, Bjørn. Gewoon, simpel politiewerk. We werken ons hele leven voor het korps, geven alles wat we hebben en dan – als we het dierbaarste kwijtraken wat we hebben – wat krijgen we daarvoor terug? Niets. Het is puur verraad, Bjørn.’ Bjørn keek naar de kaken van zijn collega, die rond maalden in een vaste ellips terwijl de kaakspieren zich spanden en weer ontspanden, hij dacht dat de kauwgum nu toch wel gekauwd was.
‘Daarom schaam ik me nu dat ik een politieman ben,’ zei Midtstuen. ‘Net zoals bij de Kalsnes-zaak. Broddelwerk van start tot finish, we laten de moordenaar vrijuit gaan en daarna wordt niemand verantwoordelijk gesteld. Niemand stelt iemand verantwoordelijk. Controle en gecontroleerd worden, Bjørn, daar gaat het om.’
‘Het verbrande meisje dat vanmorgen in Come As You Are is gevonden…’
‘Anarchie. Dat is het. Iemand moet de verantwoordelijkheid op zich nemen. Iemand…’
‘Het was Fia.’
In de stilte die volgde, hoorde Bjørn de vogel weer roepen, maar van een andere plek dan de vorige keer. Hij moest in een andere boom zijn gaan zitten. Er kwam een gedachte bij hem op. Dat het een andere vogel was. Dat het om twee vogels van dezelfde soort ging. Dat ze in het bos naar elkaar riepen.
‘Harry’s verkrachting van mij.’ Silje keek Rakel aan met een kalme blik alsof ze zojuist het weerbericht had doorgegeven.
‘Harry heeft je verkracht?’
Silje glimlachte. Even maar, niet meer dan het vertrekken van een paar spieren, een uitdrukking op het gezicht die de ogen niet bereikte. En in plaats van met een lach vulden haar ogen zich met tranen.
Mijn god, dacht Rakel. Ze liegt niet. Ze hapte naar adem en wist het absoluut zeker: het meisje was misschien gek, maar ze loog niet.
‘Ik was zo verliefd op hem, mevrouw Fauke. Ik dacht dat we voor elkaar bestemd waren. Dus ik ben naar zijn kantoor gegaan. Ik had me opgedoft. En hij trok daar de verkeerde conclusie uit.’
Rakel keek toe hoe de eerste traan zich losmaakte van de wimper en een klein stukje viel voor hij werd opgevangen door de jonge, zachte wang. Een eindje naar beneden biggelde. In de huid trok. De huid werd rood. Ze wist dat er recht achter haar op het aanrecht een keukenrol stond, maar ze pakte hem niet. Verdomme, nee.
‘Harry trekt geen verkeerde conclusies,’ zei Rakel en ze was verbaasd over de rust in haar stem. ‘En hij verkracht niet.’ De rust en de overtuiging. Ze vroeg zich af hoe lang die stand zouden houden.
‘U vergist zich,’ zei Silje, glimlachend door haar tranen heen.
‘Is dat zo?’ Rakel had zin om een vuist in dat zelfverzekerde, verkrachte gezicht te slaan.
‘Ja, mevrouw Fauke, u begrijpt het nu verkeerd.’
‘Zeg wat je te zeggen hebt en maak dan dat je wegkomt.’
‘Harry…’
Rakel haatte het zo intens om zijn naam uit haar mond te horen dat ze automatisch op zoek ging naar iets om die mond te stoppen. Een koekenpan, een bot mes, tape, wat dan ook.
‘Hij dacht dat ik iets kwam vragen over de studie. Maar hij begreep het verkeerd. Ik kwam hem verleiden.’
‘Weet je wat, mijn kind? Ik had al begrepen dat je dat deed. En nu wil je beweren dat je kreeg waar je om vroeg, maar dat het toch een verkrachting was? Dus wat gebeurde er, zei je uit geilheid met een gemaakt kuis stemmetje “nee, nee” totdat het een “nee” werd waarvan je later dacht dat het gemeend was en waarvan je vond dat hij het eerder had moeten begrijpen dan jijzelf?’
Rakel hoorde hoe haar retoriek ineens klonk als het refrein van een advocaat uit de vele processen van verkrachtingszaken die ze had bijgewoond. Een refrein dat ze haatte, maar als jurist begreep en accepteerde ze dat het moest worden gezongen. Maar het was niet alleen de retoriek, het was ook hoe ze het voelde, zoals het moest zijn geweest, het kón niet anders zijn gegaan.
‘Nee,’ zei Silje. ‘Wat ik u wilde vertellen is dat hij me niet heeft verkracht.’
Rakel knipperde met haar ogen. Ze moest het bandje een paar seconden terugspoelen om er zeker van te zijn dat ze het goed had begrepen. Niet verkracht.
‘Dat ik hem heb gedreigd het aan te geven omdat…’ Het meisje gebruikte de knokkel van haar wijsvinger om de tranen uit haar ogen te vegen die direct weer volliepen, ‘… omdat hij bij de schoolleiding wilde klagen dat ik me onbehoorlijk had gedragen. Waar hij alle recht toe had. Maar ik werd wanhopig, ik probeerde hem voor te zijn door hem te beschuldigen van verkrachting. Ik wilde hem vertellen dat ik heb nagedacht, dat ik er spijt van heb dat ik het heb gedaan. Dat het… ja, dat het een overtreding is. Het doen van een valse aangifte. Wetboek van Strafrecht, artikel 188. De straf die daarop staat, is acht jaar.’