Silje liep buiten hard. Trainde. Zoals ze had gedaan voor het toelatingsexamen voor de politieacademie. Om aangenomen te worden en te kunnen doen wat ze wilde doen. Harry had gezegd dat het motief voor de moorden liefde was en geen haat. Liefde voor een broer bijvoorbeeld.
Het was de naam geweest waardoor ze had gereageerd. Runar Gravseng. Toen ze verder zocht, was er veel opgedoken. Onder andere de namen Bellman en Berntsen. Runar Gravseng had in gesprekken met de leider van de afkickkliniek beweerd dat hij, terwijl hij werkzaam was op het politiebureau van Stovner, in elkaar was geslagen door een gemaskerde man en dat dat de reden was van zijn ziekmelding, ontslag en toenemende drugsgebruik. Gravseng beweerde dat de dader ene Truls Berntsen was en diens motief was dat hij tijdens de kerstviering een beetje te intiem met de vrouw van Bellman had gedanst. De commissaris had geweigerd deze beschuldigingen verder te onderzoeken gezien het feit dat ze van een rancuneuze drugsgebruiker kwamen, en de leider van de afkickkliniek had dat besluit ondersteund, hij had alleen de informatie door willen geven, had hij gezegd.
Juist toen Katrines blik viel op iets wat onder het ladeblok van het bureau uit stak, hoorde ze op de gang de lift zoemen. Ze keek aandachtig, dat was haar nog niet opgevallen. Ze bukte zich. Een zwarte knuppel.
De deur ging open.
‘Hebben de elektriciens hun werk naar behoren gedaan?’
‘Ja,’ zei Leif Rødbekk. ‘Je kijkt alsof je die wilt gaan gebruiken.’
Katrine sloeg met de knuppel tegen haar handpalm. ‘Interessant ding om in je flat te hebben, vind je niet?’
‘Jazeker. Ik heb haar dat ook gevraagd toen ik hier vorige week de pakking van haar douchekraan kwam vervangen. Ze zei dat ze hem nodig had voor het trainen voor haar examen. En voor het geval de politieslager zou opduiken.’ Leif Rødbekk deed de deur achter zich dicht. ‘Heb je nog iets gevonden?’
‘Dit dus. Heb je wel eens gezien dat ze ermee buiten liep?’
‘Ja, een paar keer.’
‘Echt?’ Katrine schoof naar achteren op de stoel. ‘Wanneer op de dag dan?’
‘’s Avonds natuurlijk. Dan liep ze uitgedost met hoge hakken, gewassen haren en een knuppel.’
Hij lachte zacht.
‘Waarom in hemelsnaam…’
‘Ze zei dat het tegen verkrachters was.’
‘En daarmee ging ze naar de stad?’ Katrine woog de knuppel in haar hand. Hij deed haar denken aan het uiteinde van een kapstok van ikea. ‘Het is simpeler om niet door de parken te lopen.’
‘Integendeel, ze liep juist door de parken. Daar wilde ze heen.’
‘Wat?’
‘Ze liep door het Vaterlandpark. Ze wilde trainen in man-tot-mangevechten.’
‘Ze wilde dat de verkrachters probeerden om… en dan…’
‘En ze dan bont en blauw slaan, ja.’ Leif Rødbekk liet zijn wolvengrijns weer zien en terwijl hij naar Katrine keek, waardoor ze niet zeker wist wie hij bedoelde, zei hij: ‘Wat een dame.’
‘Ja,’ zei Katrine. ‘En ik moet haar vinden.’
‘Druk?’
Als Katrine al onbehagen voelde bij die vraag, dan bereikte die haar pas bewust toen ze al langs hem was gelopen en in de gang stond. Maar op de trap op weg naar beneden dacht ze: nee, zo wanhopig was ze niet. Zelfs als die trage vent op wie ze wachtte haar nooit met een vinger zou aanraken.
Harry reed door de Svartdals-tunnel. De lichten gleden over de carrosserie en de voorruit. Hij reed niet harder dan was toegestaan, hij hoefde er niet eerder te zijn. Het pistool lag naast hem op de stoel. Het was geladen en had twaalf Makarov 9×18 mm-kogels in het magazijn. Meer dan genoeg voor wat hij ging doen. Het was alleen een kwestie van doen.
Het lef had hij wel.
Maar hij had nog nooit eerder iemand in koelen bloede doodgeschoten. Maar toch was het een klus die geklaard moest worden. Zo simpel was het.
Hij pakte zijn stuur anders vast, schakelde over naar een lagere versnelling toen hij uit de tunnel kwam. In het vallende avondlicht, de heuvel op naar Ryen. Hij voelde dat zijn mobieltje ging, hij viste het met zijn ene hand uit zijn broekzak. Wierp een blik op de display. Het was Rakel. Het was een ongebruikelijk tijdstip voor haar om te bellen, het was een onuitgesproken afspraak dat ze hun praatuurtje ergens na tien uur ’s avonds hadden. Hij kon nu niet met haar praten. Hij was te opgefokt, ze zou het merken en vragen stellen. Hij wilde niet meer liegen.
Hij liet het mobieltje bellen, schakelde het toen uit en legde het naast het pistool. Want er was niets meer om over na te denken, alles was al gedacht, nu weer twijfel binnen laten glippen zou betekenen dat hij weer opnieuw moest beginnen om tot dezelfde slotsom te komen en te eindigen waar hij nu was. Het besluit was genomen, dat hij terug wilde krabbelen was begrijpelijk, maar niet toegestaan. Verdomme, verdomme! Hij sloeg op het stuur. Dacht aan Oleg. Aan Rakel. Dat hielp.