Ståle verbrak de verbinding. Zijn overhemd was al nat van het zweet.
Hij belde Ingrid. Kreeg het antwoordapparaat. Hij sprak een bericht in dat ze moest bellen. Toen stond hij op en stormde de deur uit. De wachtende patiënt, een vrouw van middelbare leeftijd die om voor Ståle volkomen onduidelijke redenen in therapie wilde, keek op.
‘Ik moet de afspraak voor vandaag afzeggen…’ Hij wilde de naam zeggen, maar herinnerde die zich pas toen hij de trap al af was gerend en op straat naar zijn auto sprintte.
Harry voelde dat hij zijn hand te stevig rond het kartonnen bekertje koffie klemde toen de brancard met een laken erover langs hem werd gedragen en in de ambulance werd geschoven. Hij keek met een half oog naar de toeschouwers die al waren toegestroomd.
Katrine had gebeld. Er was nog steeds niemand als vermist opgegeven en geen van de mensen die hadden meegewerkt aan de zaak-Kalsnes had een dochter tussen de acht en zestien jaar. Dus Harry had haar gevraagd de andere korpsleden te bekijken.
Bjørn liep de bar uit. Trok zijn latex handschoenen uit en schoof de capuchon van zijn witte overall van zijn hoofd.
‘Nog niets gehoord van de dna-mensen?’ vroeg Harry.
‘Nee.’
Het eerste wat Harry had gedaan toen hij op de plaats delict kwam, was weefsel afnemen en dat per auto met zwaailicht naar het forensisch laboratorium sturen. Een volledige dna-analyse kostte tijd, maar de eerste cijfers van de code vinden kon tamelijk snel gaan. En dat was alles wat ze nodig hadden. Alle moordonderzoekers, zowel de forensische als de technische, hadden hun dna-profielen in het dna-register laten opslaan voor het geval ze een plaats delict vervuilen. Het laatste jaar hadden ze ook politiemensen geregistreerd die als eerste op een plaats delict arriveren of die plaatsen delict afzetten en zelfs niet-politiemensen die daar mogelijk kunnen zijn. Het was een simpele waarschijnlijkheidsberekening, met slechts de eerste vier cijfers, van de in totaal elf, zouden al de meeste politiemensen afvallen. Met zo’n zes cijfers iedereen. Minus één, dat wil zeggen, als hij gelijk had.
Harry keek op zijn horloge. Hij wist niet waarom, wist niet welke afspraak hij had, wist alleen dat ze weinig tijd hadden. Dat hij weinig tijd had.
Ståle Aune parkeerde zijn auto voor het hek van de school, zette het alarmlicht aan. Hoorde de echo van zijn rennende voetstappen tussen de schoolgebouwen weerklinken. Het eenzame geluid uit zijn jeugd. Het geluid van te laat komen. Of van de zomervakantie, als iedereen op vakantie was, het gevoel van verlaten te zijn. Hij rukte de zware deur open, rende door de gang, hier geen echo, alleen het geluid van de hijgende adem in zijn oren. Daar was de deur van haar klas. Of niet? Hij wist zo weinig van haar gewone leven. Zo weinig had hij haar het laatste halfjaar gezien. Zo veel wilde hij weten. Zo veel tijd wilde hij vanaf nu met haar doorbrengen. Als maar niet, als maar niet…
Harry keek rond in de bar.
‘Het slot van de achterdeur is opengebroken,’ zei de politieman achter hem.
Harry knikte. Hij had de splinters rond het slot gezien.
Breekijzer. Werk van een politieman. Daarom was het alarm niet afgegaan.
Harry had geen tekenen van een vechtpartij gezien, geen omgevallen spullen op de grond, stoelen of tafels die aan de kant waren geschopt. Alles stond nog zoals de zaak gisteravond was afgesloten. De eigenaar werd nu verhoord. Harry had gezegd dat hij hem niet hoefde te spreken. Had niet gezegd dat hij hem niet wílde spreken. Hij had geen reden gegeven. Bijvoorbeeld dat hij niet het risico wilde lopen herkend te worden.
Harry keek naar de kruk bij de bar, reconstrueerde hoe hij die avond daar had gezeten met een onaangeroerd glas Jim Beam voor zich. De Rus die van achteren was gekomen, die had geprobeerd met het Siberische mes zijn halsslagader door te snijden. Harry’s vingerprothese van titanium die in de weg had gezeten. De eigenaar die ontzet achter de bar had staan toekijken terwijl Harry de kurkentrekker naar zich toe had gehaald. Het bloed dat de vloer onder hen had gekleurd als een pas geopende, omgevallen fles rode wijn.
‘Geen sporen tot nu toe,’ zei Bjørn.
Harry knikte weer. Uiteraard niet. Berntsen had de plek voor zichzelf gehad, had de tijd. Kon opruimen voor hij haar natmaakte, overgoot, haar… Het woord kwam zonder dat hij dat wilde… haar marineerde.
Toen had hij zijn aansteker aangeknipt.
De eerste tonen van Gram Parsons ‘She’ klonken en Bjørn bracht zijn mobieltje naar zijn oor: ‘Ja? Match in het register? Wacht…’
Hij pakte een potlood en zijn vaste Moleskine-notitieboekje. Harry verdacht Bjørn ervan dat hij zo van het patina van de omslag hield dat hij de notities in het boekje uitgumde als het boekje vol was zodat hij het weer opnieuw kon gebruiken.