Politie(155)
Het was stil.
‘Waar is Aurora?’
‘Ze logeert bij Emilie,’ mompelde Ingrid met een gruizige stem.
Ståle Aune stond op. Douchte en schoor zich, ontbeet in stilte met zijn vrouw terwijl zij de krant las. Ståle was heel goed geworden in het op de kop lezen. Zijn ogen gingen naar het nieuws over de politiemoorden, geen nieuws daarover, alleen maar speculaties.
‘Komt ze niet even langs voor ze naar school gaat?’ vroeg Ståle.
‘Ze had haar schoolspullen al bij zich.’
‘O ja? Vind je het goed dat ze voor een schooldag ergens logeert?’
‘Nee, dat is schadelijk. Je zou moeten ingrijpen.’ Ze bladerde verder in de krant.
‘Weet je wat slaaptekort doet met hersenen, Ingrid?’
‘De Noorse staat heeft zes jaar studie in jou geïnvesteerd, Ståle, dus jij zult het weten. Het zou maar verspilling van belastinggeld zijn als ik het ook zou weten.’
Ståle had altijd een mengeling van irritatie en bewondering gevoeld bij Ingrids talent om zo vroeg in de ochtend al zo ad rem te zijn. Ze sloeg hem al voor tien uur ’s ochtends tegen het canvas. Hij bleef voor de middag nog geen ronde staan. En eigenlijk pas na zes uur lukte het hem om iemand verbaal knock-out te slaan.
Hij dacht er nog over na toen hij achteruit de garage uit reed en op weg ging naar zijn kantoor aan de Sporveisgate. Dat hij niet wist of hij het uithield bij een vrouw die hem niet dagelijks een pak slaag gaf. En dat als hij niet zo veel had geweten over genetica hij het een mysterie had gevonden hoe zij tweeën zo’n lief en gevoelig meisje als Aurora hadden kunnen voortbrengen. Toen dacht hij er niet meer over na. Het verkeer reed langzaam, maar niet langzamer dan gewoonlijk. Het belangrijkste was de voorspelbaarheid, niet de tijd die het in beslag nam. Om twaalf uur hadden ze een bijeenkomst in de Vuurkamer, daarvoor had hij drie patiënten.
Hij zette de radio aan.
Hoorde het nieuws en tegelijkertijd ging zijn telefoon en hij wist instinctief dat er een verband was.
Het was Harry. ‘We moeten de bijeenkomst verzetten. We hebben een nieuwe moord.’
‘Het meisje over wie ze het op de radio hebben?’
‘Ja, we zijn er tenminste tamelijk zeker van dat het om een meisje gaat.’
‘Jullie weten nog niet wie het is?’
‘Nee, niemand heeft een vermissing gemeld.’
‘Hoe oud kan ze zijn geweest?’
‘Onmogelijk te zeggen, maar uitgaande van de grootte en de lichaamsbouw gokken we tussen de tien en de veertien jaar.’
‘En jullie denken dat het met onze zaak te maken heeft?’
‘Ja.’
‘Waarom dan?’
‘Omdat ze op een plaats delict van een onopgeloste moord is gevonden. Een bar die Come As You Are heet. En omdat…’ Harry hoestte. ‘… ze met een fietsketting rond haar nek vastgeketend zat aan een waterleiding.’
‘Mijn god!’
Hij hoorde Harry weer hoesten.
‘Harry?’
‘Ja.’
‘Ben je oké?’
‘Nee.’
‘Is er… is er iets aan de hand?’
‘Ja.’
‘Afgezien van dat kettingslot. Ik begrijp natuurlijk dat…’
‘Hij heeft haar overgoten met alcohol voor hij haar aanstak. De lege flessen staan op de bar achter haar. Drie flessen, allemaal van hetzelfde merk. Terwijl er genoeg andere flessen staan om uit te kiezen.’
‘En het gaat om…’
‘Ja, Jim Beam.’
‘… jouw merk.’
Ståle hoorde Harry naar iemand roepen dat hij niets moest aanraken. Toen was hij weer terug. ‘Wil jij komen kijken naar de plaats delict?’
‘Ik heb patiënten. Later misschien.’
‘Oké, kijk maar. We zullen hier nog wel een poos zijn.’
Ze hingen op.
Ståle probeerde zich weer te concentreren op het autorijden. Hij merkte dat hij sneller ademhaalde, voelde dat zijn neusvleugels verder open gingen staan, dat zijn borst omhoogkwam. Wist dat hij vandaag een nog slechtere therapeut zou zijn.
Harry liep de deur uit die uitkwam op de drukke straat waar mensen, fietsen, auto’s en trams gehaast voorbijkwamen. Hij knipperde tegen het licht na al dat donker binnen, keek naar het zinloze krioelende leven dat niet inzag dat een paar meter achter hem een net zo zinloze dood had plaatsgevonden. In de vorm van een zwart verbrand lijk van een meisje van wie ze niet eens wisten wie ze was, zittend op een stalen stoel met een gesmolten plastic zitting. Harry had wel een vermoeden wie ze kon zijn, maar hij durfde die gedachte niet eens helemaal uit te denken. Hij haalde een paar keer adem en dacht de gedachte toch uit. Toen belde hij Katrine, die hij terug had gestuurd naar de Vuurkamer om stand-by te zitten met haar machinepark.