Hij had de wapenfreaks nooit begrepen, net zomin als hij autofreaks begreep of mensen die hun huis volledig aanpasten aan de hifi-installatie. Maar hij had ook geen weerzin tegen het dragen van een wapen. Niet tot het afgelopen jaar. Harry dacht terug aan de laatste keer dat hij een pistool in zijn hand had gehad. Aan de Odessa in de kast. Duwde die gedachte weg.
‘We zijn er,’ zei Falkeid. Ze stopten in een straat met weinig verkeer voor het hek van een voornaam uitziend stenen gebouw dat sprekend leek op de andere huizen in de omgeving. Harry wist dat er in een paar daarvan oud geld woonde, in een paar nieuw geld dat op oud geld wilde lijken, terwijl in de rest ambassades zaten, ambassadeurs woonden of reclamebureaus, muziekfirma’s en kleine rederijen gevestigd waren. Slechts een bescheiden messing bordje aan de pilaar van het hek toonde aan dat ze op de juiste plek waren.
Falkeid hield zijn arm met horloge omhoog. ‘Radiocommunicatie,’ zei hij.
De Delta-mensen zeiden hun nummer – hetzelfde dat met witte verf op hun helm was geschreven. Ze trokken hun bivakmutsen naar beneden. Haalden de riemen van hun mp5 machinepistolen aan.
‘Ik tel terug van vijf, dan gaan we naar binnen. Vijf, vier…’
Harry wist niet zeker of het zijn eigen adrenaline of die van de anderen was, maar er hing een duidelijk bittere, zoute geur als van een klappertjespistool. En hij meende die ook te proeven.
De deuren gingen open en Harry zag een muur van zwarte ruggen de tien meter naar de ingang rennend afleggen, waarna ze verdwenen.
Harry stapte uit de auto, trok zijn kogelvrije vest recht. Zijn huid eronder was al nat van het zweet. Falkeid stapte uit nadat hij de autosleutels uit het contact had getrokken. Harry herinnerde zich een verhaal waarbij de doelwitten van een bliksemactie hadden kunnen ontsnappen met een politieauto omdat daar nog de autosleutels inzaten. Harry gaf de Glock terug aan Falkeid.
‘Ik heb geen toestemming om een wapen te dragen.’
‘Hierbij tijdelijk door mij toegekend,’ zei Falkeid. ‘De situatie vereist dat. Politiereglement paragraaf zus of zo. Denk ik.’
Harry laadde het pistool en sloop over het grindpad terwijl er een jongere man met een kromme pelikaannek naar buiten kwam gerend. Zijn adamsappel ging op en neer alsof hij net iets had gegeten. Harry zag dat de naam op het bordje op de revers van zijn zwarte colbert klopte met de naam van de receptionist die hij via de telefoon had gesproken.
De receptionist had niet kunnen zeggen of de gast op zijn kamer was of ergens anders in het hotel, maar had aangeboden dit te checken. Harry had hem nadrukkelijk gezegd dat niet te doen, maar door te gaan met zijn gewone routine en te doen alsof er niets aan de hand was. Op die manier zou hij zichzelf en anderen niet in gevaar brengen. Het zien van de zeven in het zwart geklede, tot de tanden gewapende mannen had zijn gebod om te doen alsof er niets aan de hand was kennelijk moeilijker gemaakt.
‘Ik heb hun de loper gegeven,’ zei de receptionist met een duidelijk Oost-Europees accent. ‘Ze zeiden dat ik naar buiten moest gaan en…’
‘Ga achter onze wagen staan,’ fluisterde Falkeid en hij wees met zijn duim over zijn schouder. Harry liep van hem weg, liep met het getrokken pistool naar de achterkant van het huis, waar een schaduwrijke tuin met appelbomen zich uitstrekte tot het hek van de buren. Een oudere man die op het terras de Daily Telegraph zat te lezen, liet zijn krant zakken en keek over zijn leesbril naar hem. Harry wees op de gele letters van politi die op zijn kogelvrije vest stonden. Legde zijn wijsvinger op zijn lippen, ontving een korte knik en concentreerde zich op de ramen van de vierde verdieping.
Harry duwde zijn oortje op zijn plaats en wachtte.
Na een paar seconden kwam het. De doffe, ingeblikte dreun van een shockgranaat gevolgd door het gerinkel van glas.
Harry wist dat de luchtdruk het effect had dat de personen in de ruimte tijdelijk doof waren. En de dreun gecombineerd met de verblindende lichtflits en de plotselinge bestorming maakten dat zelfs de meest getrainde personen de eerste drie seconden niet in staat waren iets te doen. En die drie seconden waren alles wat de Delta-mensen nodig hadden.
Harry wachtte. Toen klonk er een gedempte stem door het oortje. De woorden waren te verwachten: ‘Kamer 406 gezekerd. Niemand hier.’
Het was het vervolg waarom Harry hardop moest vloeken: ‘Het lijkt erop dat hij hier is geweest en zijn spullen heeft gepakt.’
Harry stond met zijn armen over elkaar in de gang voor kamer 406 toen Katrine en Bjørn arriveerden.
‘Vogel gevlogen?’ vroeg Katrine.
‘Met de noorderzon vertrokken,’ zei Harry en hij schudde zijn hoofd.
Ze liepen achter hem aan de kamer in.
‘Hij is direct hierheen gegaan, heeft alles ingepakt en is vertrokken.’