‘We hebben vandaag hoog bezoek,’ zei Hagen en hij had direct door dat het sarcastisch kon klinken. ‘De commissaris wilde hier ook een paar woorden zeggen. Mikael…’
Hagen klapte zijn map dicht, sloeg ermee op de punt van de lessenaar alsof er een stapel nieuwe, interessante papieren over de zaak in zat in plaats van één A4’tje. Hij hoopte dat hij het woord ‘hoog’ had gladgestreken door Bellmans voornaam te gebruiken en hij knikte naar de man die naast de deur stond.
De jonge politiecommissaris leunde met de armen over elkaar geslagen tegen de muur, wachtte op het moment dat iedereen zich had omgedraaid om naar hem te kijken, voor hij zich met een krachtige en soepele beweging haast los leek te rukken van de muur en met snelle, besliste passen naar de lessenaar liep. Hij had een klein lachje op zijn gezicht alsof hij aan iets leuks dacht en toen hij bij de lessenaar even lenig op zijn hakken balanceerde, vervolgens vooroverboog en zijn onderarmen op de lessenaar legde en hen strak aankeek alsof hij wilde onderstrepen dat hij geen uitgeschreven speech bij zich had, dacht Hagen dat Bellman nu ook moest brengen wat hij met zijn entree beloofde.
‘Sommigen van jullie weten misschien dat ik klim,’ zei Mikael. ‘Wanneer ik wakker word op een dag zoals vandaag, en ik kijk uit het raam, er is nul procent zicht, er wordt meer sneeuw en een aanwakkerende wind verwacht, dan denk ik aan de berg die ik ooit van plan was te beklimmen.’
Bellman laste even een pauze in en Hagen constateerde dat deze onverwachte inleiding werkte: Bellman had hun aandacht. Voorlopig. Maar Hagen wist dat de bullshittolerantie van dit overwerkte team op een heel laag niveau stond en dat men geen moeite zou doen om dat te verbergen. Bellman was te jong, zat te kort op de stoel van de leidinggevende en was daar te snel gekomen om een beroep te kunnen doen op hun geduld.
‘De berg heeft toevallig dezelfde naam als deze kamer. De naam die sommigen van jullie de Vennesla-zaak hebben gegeven. K2. Dat is een goede naam. De op een na hoogste berg ter wereld. The Savage Mountain. De moeilijkste berg om te beklimmen. Want voor iedere vierde persoon die de top bereikt, is er één omgekomen. We wilden de zuidzijde van de berg beklimmen, ook wel The Magic Line genoemd. Dat was slechts twee keer eerder gedaan en voor velen stond dat gelijk aan een rituele zelfmoord. Een kleine verandering in het weer en de wind, en de berg en jij worden gehuld in sneeuw en de temperatuur zakt tot waarden waarin geen van ons kan overleven. In elk geval niet met de beperkte hoeveelheid zuurstof die je bij je hebt. En aangezien het om de Himalaya gaat, weten we allemaal dat het weer en de wind zullen veranderen.’
Een korte pauze.
‘Dus waarom wilde ik juist die berg beklimmen?’
Opnieuw een pauze. Een langere, alsof hij verwachtte dat iemand zou antwoorden. Nog steeds dat lachje. De pauze duurde lang. Te lang, dacht Hagen. Politiemensen houden niet van theatraal effectbejag.
‘Omdat…’ Bellman tikte met zijn wijsvinger op de lessenaar, ‘… omdát het de moeilijkste berg ter wereld is. Zowel fysiek als mentaal. Je hebt geen seconde plezier tijdens het beklimmen, alleen maar zorgen, enorme vermoeidheid, angst, hoofdpijn, zuurstofgebrek, momenten van levensgevaarlijke paniek en van nog gevaarlijker apathie. En als je op de top bent, kun je niet genieten van de triomf, maar ben je bezig om een bewijs te krijgen dat je er inderdaad bent geweest, je neemt een paar foto’s, houdt jezelf niet voor de gek dat je het ergste nu hebt gehad, je mag niet vervallen in een overwinningsroes, je moet geconcentreerd blijven, je moet alle belangrijke handelingen blijven verrichten, systematisch als een voorgeprogrammeerde robot, maar tegelijkertijd moet je niet vergeten de situatie te beoordelen. De hele tijd moet je de situatie bekijken. Hoe is het weer? Wat voor signalen geeft het lichaam? Waar zijn we? Hoe lang zijn we hier? Hoe gaat het met de andere teamleden?’
Hij deed een stap achteruit.
‘Want de K2 is een permanente strijd en een loodzware beklimming. Zelfs als je op de terugweg bent. Strijd en loodzwaar. En daarom willen we het proberen.’
Het was stil in de zaal. Doodstil. Geen demonstratief gegaap of geschuifel van voeten onder de stoelen. Mijn god, dacht Hagen, hij heeft ze.
‘Twee woorden,’ zei Bellman. ‘Niet drie, maar twee. Uithoudingsvermogen en saamhorigheid. Ik heb overwogen om er nog ambitie aan toe te voegen, maar dat woord is niet belangrijk genoeg, niet sterk genoeg ten opzichte van de andere twee. Jullie zullen je nu misschien afvragen wat er zo belangrijk is aan uithoudingsvermogen en saamhorigheid zonder dat er een doel is, een ambitie. Het gevecht om het vechten? Eer zonder beloning? Ja, zeg ik, het gevecht om het vechten. Eer zonder beloning. Als er over een paar jaar nog steeds wordt gesproken over de Vennesla-zaak, dan is dat om de loodzware beklimming. Dat het onmogelijk leek. Dat de berg te hoog was, het weer te slecht, de lucht te ijl. Dat alles fout ging. En het is het verhaal van de loodzware beklimming die de zaak tot een mythe maakt. Die maakt dat het zo’n kampvuurverhaal wordt dat zal worden doorverteld. Net zoals de meeste bergbeklimmers in de wereld nooit verder zullen komen dan de voet van de K2, kun je een heel leven als rechercheur werken zonder ooit aan een zaak als deze te hebben gewerkt. Beseffen jullie wel dat als de zaak binnen een paar weken was opgelost, die over een paar jaar vergeten was? Want wat hebben alle legendarische misdaadzaken met elkaar gemeen?’