Zodra het paard stilstond, gleed ze eraf en liep er omheen om de vreemdeling te helpen. Hij leunde zwaar op haar, en het kostte haar moeite om de deur te ontsluiten.
Zo goed en zo kwaad als het ging sleepte ze de man naar het smalle bed dat zich achterin de kamer bevond. Met een gesmoorde kreun liet hij zich erop zakken. Hij opende zijn ogen niet, en op zijn voorhoofd en bovenlip parelden de zweetdruppels.
Tot Hannahs opluchting was de baby in slaap gevallen. Ze mompelde een dankgebedje omdat ze zich nog steeds schuldig voelde omdat ze Elizabeth alleen had gelaten. Ze had echter geen andere keus gehad, want ze had gewoonweg gevoeld dat er iets aan de hand was en ze was blij dat ze de vreemdeling had kunnen helpen.
Behoedzaam liet ze haar vingers over zijn schedel glijden. Er zat een kleine buil onder het donkere, glanzende haar, maar er was geen sprake van een open wond. Het was echter mogelijk dat hij een inwendige bloeding had.
Voorzichtig legde ze zijn lange benen op de matras en rolde ze de zoom van zijn broekspijp op om zijn gewonde been te onderzoeken. De omgeving van zijn enkel was zo gezwollen dat ze niet kon uitmaken of hij gebroken of slechts verstuikt was. Kennelijk had de man het bewustzijn verloren, want hij bood geen weerstand. Ze liep even bij hem vandaan om de verbanddoos uit de kast te pakken. Binnen enkele minuten had ze de gekwetste enkel voorzien van een elastisch verband om de zwelling te stuiten.
Ze dekte de vreemdeling toe met een paardendeken die ze van de wand haalde en legde zijn gekwetste been hoger om te voorkomen dat het nog meer zou opzwellen. Had ze nu maar ijs! Dit was niet de eerste keer dat ze wenste dat er elektriciteit was in het museum.
Een aantal keren had de man gekreund van de pijn, maar hij was niet bij kennis gekomen.
‘En dat is maar goed ook,’ mompelde ze tegen zichzelf terwijl ze onder de toonbank naar haar mobiele telefoon reikte om een ambulance te bellen.
Vervolgens belde ze Jim Thornton. Hij was de eigenaar van de garage in Laramie. Toen hij hoorde wat er was gebeurd, beloofde hij dat hij de volgende ochtend langs zou komen om te zien wat hij aan de jeep kon doen.
Na de telefoontjes bracht ze Cinnamon naar de stal. Bij het licht van een lantaarn verwijderde ze het bit en het zadel voordat ze haar paard van voer en water voorzag. ‘Je verdient een beloning na je heldendaad van vandaag,’ zei ze, liefkozend over Cinnamons voorhoofd wrijvend. Het paard reageerde met een zacht gehinnik.
Toen Cinnamon verzorgd was, droeg ze de lantaarn terug naar het museum. Het was inmiddels donker geworden. Het gebrek aan elektriciteit dwong haar gebruik te maken van de lantaarn, want anders zou het ambulancepersoneel zich niet van hun taak kunnen kwijten.
Toen Dominic zijn ogen opende, slaakte hij een kreun. Hij lag op een smal, hard bed in een kleine blokhut. Zijn hoofd en zijn been deden vreselijk veel pijn.
Zijn wazige blik dwaalde door het vertrek en bleef rusten op een poster die aan de rechterwand boven zijn voeten hing.
Gevraagd voor de Pony Express
Jonge, magere, gespierde kerels.
Niet ouder dan achttien.
Ervaren ruiters.
Bereid om hun leven te riskeren.
Bij voorkeur wezen.
Meld je aan voor 3 april 1860 bij de
Central Overland Californië Express Company
In eerste instantie brachten de woorden hem in verwarring, maar toen hij zich geleidelijk bewust werd van zijn omgeving, begreep hij dat hij zich in het museumpje bevond. Hij wist echter absoluut niet hoe hij daar terecht was gekomen. Waarom zou zijn enkel in verband zitten en lag die hoger dan de andere? Hij had gedroomd van een beeldschone engel met gouden krullen en groene ogen die hem op haar paard had gehesen en hem hier had gebracht. Was dat dan geen droom geweest?
Toen hij probeerde te gaan zitten, tolde de kamer om hem heen. Met een kreun liet hij zich achterover zakken en sloot zijn ogen. Jammer genoeg slaagde hij er niet in om het gesuis in zijn oren uit te bannen.
‘Hier ligt hij,’ hoorde hij enige tijd later iemand zeggen. Een vrouwenstem, een tikje hees en ademloos, die hij al eerder had gehoord.
De stem van de engel.
Hij opende zijn ogen om zich ervan te verzekeren dat ze geen hersenspinsel was. Tot zijn teleurstelling zag hij een man naast zijn bed staan. Deze liet zich op zijn hurken zakken en staarde hem aan. Een andere man kwam het vertrek binnen met een brancard.
‘Hallo. Je bent gelukkig wakker. Hoe heet je?’
‘Dominic Giraud,’ mompelde hij met een zucht van frustratie.
‘Mijn naam is Chad. We hebben gehoord dat je een ongelukje hebt gehad bij de rivier. Blijf maar rustig liggen terwijl ik je bloeddruk en pols controleer. Daarna brengen we je naar het Laramie Hospital, waar een arts je zal onderzoeken.’
‘Mij mankeert niets,’ protesteerde Dominic, maar de verpleger trok zich er niets van aan en vervolgde zijn onderzoek.