Als ze het alarmnummer belde, zou het minstens een kwartier duren eer er een ambulance arriveerde. Te paard zou het haar nog geen drie minuten kosten om de plek des onheils te bereiken.
Achtervolgd door de claxon die triest bleef blèren, snelde Hannah naar binnen en zette de baby in de box. Ze gaf het kindje haar favoriete speeltje en zei: ‘Elizabeth, ik heb je nog nooit alleen gelaten, maar ik vrees dat er iets akeligs is gebeurd. Ik moet kijken wat er aan de hand is, maar daarna kom ik onmiddellijk terug, oké? Wees alsjeblieft lief en ga niet huilen.’
Het was afschuwelijk dat ze de baby alleen moest laten, maar ze wist dat ze geen keus had. Als er iemand gewond was, had ze geen seconde te verliezen. Terwijl ze een schietgebedje deed dat Elizabeth niets zou overkomen, rende ze naar buiten en sloot de deur af.
Haar paard Cinnamon liep onmiddellijk naar het hek toen ze haar zag aankomen. Hannah greep de teugels en hees zich in het zadel. ‘Kom op, meisje, laten we maar eens gaan kijken waarom die claxon vastzit.’
Hannah voelde zich meer thuis op de rug van het paard dat ze had grootgebracht en getraind dan in haar autootje. In volle vaart racete ze naar de rots, die ze binnen de kortste keren had bereikt.
Ze slaakte een kreet van ontzetting bij het zien van de jeep die op zijn kant lag aan de voet van de heuvel. Enkele meters van de auto verwijderd lag een man roerloos op zijn rug in het gras.
Behoedzaam gaf ze het paard de sporen, en samen daalden ze de helling af. Zodra ze de man dicht genoeg was genaderd, sprong ze van haar paard. Zo te zien was hij midden dertig. Zijn gespierde lichaam, dat gehuld was in een vale spijkerbroek en een crèmekleurig poloshirt, moest ongeveer een meter negentig meten. De gebruinde huid van zijn gezicht en armen duidde erop dat hij veel tijd doorbracht in de zon.
Ze liet zich op haar knieën zakken en reikte naar zijn pols. Haar aanraking had een kreunend geluid tot gevolg, en uiteindelijk opende de man zijn ogen. Hoewel de pupillen vergroot waren, zag ze toch dat zijn ogen even donkerbruin waren als zijn haar.
Hij was de knapste man die ze ooit had gezien.
Toen hij trachtte overeind te komen, hield ze hem tegen. ‘Blijf nog even liggen. U hebt een ongeluk gehad, en misschien heeft u een hersenschudding.’
Hij mompelde iets onverstaanbaars en deed opnieuw een poging om overeind te komen. Dit keer slaagde hij daar na enkele seconden in, maar zodra hij zijn gewicht op zijn linkervoet liet rusten, zakte hij bijna in elkaar. Als ze hem niet had opgevangen, zou hij gevallen zijn. Of zijn voet, of zijn enkel was gebroken. Misschien zelfs wel allebei.
‘Kom, ik kan u hier niet laten liggen. Laten we proberen of u op mijn paard kunt komen.’ Ondanks zijn lengte en krachtige bouw moest de man toch op haar leunen. Hannah mat slechts één meter zeventig, maar ze had heel haar leven rodeo’s gereden en was een stuk sterker dan ze leek.
Ze was lid van de Indian Paintbrush Brigade, waar ze niet lang geleden een opleiding had gevolgd. Daar was ze getraind in reddingsoperaties en het blussen van bosbranden. Op de groep, die bestond uit vijftig vrouwen die in hun vrije tijd voor hun plezier samen paardreden, kon een beroep worden gedaan bij noodgevallen en rampen.
Ze floot. Cinnamon kwam onmiddellijk op haar toe lopen. Nadat ze de rechter stijgbeugel zo laag mogelijk had laten zakken, instrueerde ze de man dat hij zich in het zadel moest hijsen met behulp van zijn goede been.
Op haar tenen staand, legde ze zijn gewonde been over de rug van het paard. De man maakte geen geluid, maar aan zijn grimas zag ze dat hij helse pijnen moest doorstaan. Hij was nog zo wazig dat het haar verbaasde dat hij erin slaagde om op het paard te blijven zitten.
Met de teugels in haar ene hand, besteeg ze Cinnamon met behulp van de linker stijgbeugel. Ze nam achter de man plaats, legde haar arm om zijn middel en stuurde het paard de heuvel weer op.
Ze kon zijn warmte voelen en ze rook de frisse geur van de zeep die hij gebruikt moest hebben. Verrast door de richting waarin haar gedachten dreigden af te dwalen, concentreerde ze zich op de crisis die ze nu het hoofd moest bieden. Reagerend op het klakken van Hannahs tong, begon Cinnamon behoedzaam aan de beklimming van de heuvel waarop het museum was gebouwd.
Al snel hing de man over de zadelknop, maar bij iedere beweging van het paard voelde ze dat hij verstarde.
Om hem aan te moedigen, fluisterde ze: ‘Het museum is niet ver meer. Nog even volhouden.’
Weer hoorde ze dat hij iets onverstaanbaars mompelde. Sprak hij een vreemde taal, of verstond ze het niet, omdat hij zijn tanden opeengeklemd hield vanwege de pijn? Hij had snel een arts nodig, dat was duidelijk.
Weldra kwamen de gebouwen in zicht. Door het geloei van de claxon dat nog steeds de avondstilte verbrak, had ze half verwacht dat Elizabeth inmiddels wel een keel zou hebben opgezet. Maar tot haar opluchting was alles stil.