‘Meg?’ riep hij over zijn schouder. ‘Houd hem aan dat infuus. Ik moet even kijken bij een patiënt met een hoofdwond, maar daarna kom ik weer terug.’ Hij verliet de kamer.
Gezien de omstandigheden bewonderde Meg de wijze waarop de arts Mr. Broderick had gerustgesteld. Hij moest haarfijn hebben aangevoeld hoe moeilijk het voor de man was om verdacht te worden, terwijl hij slechts een goede daad had verricht.
‘Zo te zien kunt u wel een kop koffie gebruiken. Zal ik even een kopje voor u halen?’
Zijn blik was nog steeds op de baby gericht. Hij leek diep in gedachten verzonken. ‘Als het niet te veel moeite is... dan graag.’
‘Helemaal niet. Als u die kruk nu even pakt, dan kunt u naast de couveuse gaan zitten en de baby in de gaten houden tot ik terug ben.’
Toen ze enkele minuten later terugkeerde, zag ze dat hij haar instructies had uitgevoerd. De oude cowboyhoed lag op de onderzoektafel naast zijn jack. Hij bleek donkerblond, kortgeknipt haar te hebben, dat in het felle licht glansde van gezondheid.
Het verbaasde haar dat ze hem nog nooit eerder had gezien, terwijl ze toch in dezelfde stad woonden. Met zijn ruige kop, die direct duidelijk maakte dat hij veel tijd in de buitenlucht doorbracht, en zijn lange, gespierde lichaam was hij bepaald geen type dat je over het hoofd zag. Ze had niet eens geweten dat er in Tooele zo’n man rondliep...
‘Hier is uw koffie.’
‘Dank u.’ Hij nam de beker van haar aan en keek even naar haar op. Ze ving ze een glimp op van een paar ongelooflijk blauwe ogen. Deze man was nog aantrekkelijker dan ze in eerste instantie had gedacht.
‘Hoi, Meg.’ De laborante kwam met haar kar de kamer binnen.
‘Hoe gaat het met je, Angela?’
‘Ik mag niet klagen. Ik heb begrepen dat we een vondelingetje in de kliniek hebben.’ Ze trok een paar steriele handschoenen aan en stak haar handen in de gaten van de couveuse. ‘O, wat een schatje.’ Ze nam wat bloed af vanuit het hieltje van de baby. ‘Met die wangen lijkt hij wel een eekhoorntje.’
Meg glimlachte. ‘Je haalt me de woorden uit mijn mond. Ik heb zelden zo’n mooie baby gezien.’
Ze zag dat Zane Broderick de procedure met een gepijnigde blik volgde. Voor iemand die beweerde het kind pas voor het eerst gezien te hebben, toen hij het op de spoorbaan vond, spreidde hij wel een heel bijzondere gehechtheid tentoon.
Maar misschien had die ontdekking zijn vaderlijke instincten tot leven gewekt. Bij sommige mannen waren die gevoelens heel sterk. Als dat het geval was, kon Meg zijn reactie heel goed begrijpen.
Sinds ze het kindje had gezien, gewikkeld in de ruige mannenjas, was haar verlangen naar een eigen kind, dat ze nooit zou hebben, sterker dan ooit tevoren.
Tegen de tijd dat de laborante klaar was, moest Meg een nieuwe zak aan het infuus hangen. Mr. Broderick boog zich dichter naar de couveuse toe.
‘Vindt u dat de baby er al beter uitziet?’
Ik wou dat ik ja kon zeggen, maar dat kan ik niet, dacht ze. ‘Hij geeft het nog niet op. Dat duidt erop dat het een vechtersbaasje is.’
‘Met andere woorden, de kans dat hij het niet zal halen, is nog steeds aanwezig.’
Zijn gekwelde toon maakte haar aan het schrikken. ‘Geef hem nog even wat tijd. Baby’s zijn sterker dan men over het algemeen denkt.’
‘Ik weet niets van baby’s.’ Hij dronk zijn beker leeg.
Ze controleerde de thermostaat om zich ervan te verzekeren dat de temperatuur constant bleef en reikte toen naar de beker. ‘Die zal ik even weggooien.’ Terwijl ze naar de prullenbak liep, kwamen twee politieagenten de kamer binnen.
‘Mr. Broderick? Wilt u even meekomen?’
De kaken van de man verstrakten. Toen hij achter de ene agent naar de deur liep, kon Meg zich goed voorstellen hoe gefrustreerd hij zich moest voelen. De andere agent stopte hei dekentje en Mr. Brodericks jas in plastic zakken, die naar het forensische laboratorium zouden worden gebracht.
Nadat Meg steriele handschoenen had aangetrokken, liep ze naar de couveuse. Haar hart ging uit naar de baby die het moest doen zonder zijn moeder, en toch zo wanhopig graag vastgehouden wilde worden. Ze stak haar handen door de gaten en greep zijn handjes om alle liefde, die ze zo zielsgraag aan haar eigen baby had willen geven, op hem over te dragen. Haar eigen baby... die nooit geboren zou worden.
‘Je bent het mooiste jongetje dat ik ooit heb gezien. Zo sterk en dapper. De man die je heeft gered, vindt dat ook. Hij komt vast zo weer terug. Jij bent niet alleen op de wereld, schatje.’
‘Mag ik dan nu telefoneren?’ vroeg Zane met nauw verholen woede, toen hij zijn mouw omlaag rolde over het gaasje dat de laborant aan de binnenzijde van zijn elleboog had geplakt.
De agent knikte. ‘Natuurlijk. Bedankt voor uw medewerking. Binnen vierentwintig uur heeft u uw jas weer terug.’