Passie
1 – ONDER VUUR
Moskou
15 oktober 1941
Lucinda!
De stemmen kwamen in het ondoordringbare duister tot haar.
Kom terug!
Wacht!
Ze negeerde ze en ging door. De echo’s van haar naam kaatsten van de schimmige wanden van de Verkondiger af en zonden hittegolven uit die over haar huid rimpelden. Was dat de stem van Daniël of die van Cam? Die van Arriane of die van Gaby? Smeekte Roland nu dat ze terug moest komen of was het Miles?
Het geroep werd moeilijker te verstaan, en op een gegeven moment kon Luce de verschillende kreten helemaal niet meer uit elkaar houden: goed of kwaad, vijand of vriend. Het had gemakkelijker moeten zijn ze van elkaar te scheiden, maar er was nu helemaal niets meer gemakkelijk. Alles wat ooit zwart en wit was geweest, was nu tot grijs vervloeid.
Over één ding waren beide kampen het natuurlijk eens: iedereen wilde haar uit de Verkondiger trekken. Om haar te beschermen, beweerden ze dan.
Nee, bedankt.
Niet nu.
Niet nadat ze een ravage hadden aangericht in de achtertuin van haar ouders en er weer een van hun stoffige slagvelden van hadden gemaakt. Als ze aan de gezichten van haar ouders dacht wilde ze zich omdraaien – niet dat ze zelfs maar wist hoe dat moest, hoor, je omdraaien in een Verkondiger. Bovendien was het al te laat. Cam had geprobeerd haar te doden. Althans, datgene wat hij voor haar aanzag. En Miles had haar gered, maar zelfs dat was niet eenvoudig geweest. Hij was alleen maar in staat geweest om haar spiegelbeeld te creëren doordat hij te veel van haar hield.
En Daniël? Hield die wel genoeg van haar? Ze wist het niet.
Op het laatst, toen de Verschoppeling op haar af was gekomen, hadden Daniël en de anderen Luce aangestaard alsof zij hún iets verschuldigd was.
‘Jij bent onze toegang tot de Hemel,’ had de Verschoppeling tegen haar gezegd. De prijs. Wat had hij daarmee willen zeggen? Tot een paar weken geleden was ze niet eens op de hoogte geweest van het bestaan van de Verschoppelingen. En toch wilden ze iets van haar – zo graag zelfs dat ze bereid waren daarvoor de strijd met Daniël aan te gaan. Het moest iets met de vloek te maken hebben – de vloek die ervoor zorgde dat Luce leven na leven telkens weer reïncarneerde. Maar wat dachten ze dan dat Luce voor hen kon doen?
Lag het antwoord hier ergens begraven?
Ze viel gevoelloos door de koude schaduw, diep in de kloof van de donkere Verkondiger, en haar maag kwam omhoog.
Luce…
De stemmen begonnen weg te sterven en zachter te worden. Even later waren het nauwelijks nog fluisteringen. Het was bijna alsof ze het opgegeven hadden. Totdat…
Ze begonnen weer luider te worden. Luider en verstaanbaarder.
Luce…
Nee. Ze kneep haar ogen dicht in een poging ze buiten te sluiten.
Lucinda…
Lucy…
Lucia…
Luschka…
Ze had het koud en ze was moe, en ze wilde ze niet horen. Voor deze ene keer wilde ze eens met rust gelaten worden.
Luschka! Luschka! Luschka!
Haar voeten kwamen met een fwoem ergens tegenaan.
Tegen iets heel, heel kouds.
Ze stond en had vaste grond onder haar voeten. Ze wist dat ze niet meer viel, ook al kon ze geen hand voor ogen zien en zag ze alleen de deken van zwart. Toen keek ze omlaag naar haar Converse-gympen.
En ze hapte naar adem.
Ze stonden in een pak sneeuw dat tot halverwege haar kuiten kwam. De vochtige koelte waaraan ze gewend was geraakt – de schimmige tunnel waardoor ze had gereisd, haar achtertuin uit, het verleden in – maakte plaats voor iets anders. Iets winderigs en ijskouds.
De eerste keer dat Luce vanuit haar kamer op de Kustschool door een Verkondiger naar Las Vegas was gestapt, waren haar vrienden Shelby en Miles bij haar geweest. Aan het eind van de tocht had hun een blokkade te wachten gestaan: een donker, schaduwachtig gordijn tussen hen en de stad. Aangezien Miles de enige was die zich had ingelezen over ‘doorstappen’, was hij ertoe overgegaan om de Verkondiger met een rondgaande beweging uit te vegen, totdat de ondoordringbaar zwarte schaduw in schilfers was afgebrokkeld. Luce begreep nu pas dat hij toen bezig was geweest om storingen weg te werken.
Dit keer was er geen blokkade. Misschien kwam dat doordat ze in haar eentje reisde, door een Verkondiger die ze met haar eigen heftige wilskracht had opgeroepen. Maar de weg naar buiten was een fluitje van een cent. Te gemakkelijk bijna. De zwarte sluier ging eenvoudigweg uiteen.
Een ijskoude wind sloeg tegen haar aan, waardoor haar knieën op slot gingen. Haar ribben verstijfden en haar ogen begonnen door de plotselinge gemene wind te tranen.
Waar was ze?
Luce had nu al spijt van haar paniekerige sprong door de tijd. Ja, ze had een ontsnappingsroute nodig, en ja, ze wilde haar verleden natrekken om haar vorige ikken al die pijn te besparen, om te begrijpen wat voor soort liefde ze al die andere keren met Daniël had gehad. Om die te vóélen in plaats van er alleen maar over te horen vertellen. Om te begrijpen wat voor vloek er over Daniël en haar was uitgesproken – en die daarna ongedaan te maken.