Ze hadden me expres laten ontsnappen en toegelaten dat ik Logan redde. Allemaal om te ontdekken waar Jacy en Riley mee bezig waren. En het was ze gelukt. Wat was ik dom geweest.
Langzaam keerde mijn bewustzijn terug. Door mijn waas van pijn begon ik langzaam vormen te onderscheiden, gedaantes die Hank en Ponife bleken te zijn. Hun woorden bereikten me, maar pas toen ik me concentreerde drong hun betekenis tot me door. Mijn geheugen kwam terug. Ik was naar een andere cel op niveau vijf gebracht, een zonder luchtroosters deze keer, en werd verhoord. Onophoudelijk.
‘Haar vitale functies slaan op hol. Haar hart zal niet… nog meer verdragen deze keer,’ zei Ponife. ‘Nog een… sessie, en het stopt.’
Hank boog zich over me heen. ‘Begrijp je hem? Nog één stoot, en je bent er geweest.’
Ik knikte.
‘Laatste kans, Trella. Waar zijn Riley en Jacy?’
‘Niveau één.’ Mijn woorden waren nauwelijks verstaanbaar.
Hank boog zich nog wat verder over me heen. ‘Waar, op niveau één?’
‘Sector…’
Hij hield zijn hoofd schuin om me beter te kunnen horen.
‘Sector…’ Ik legde mijn handen om zijn nek en kneep uit alle macht.
Ponife draaide de metalen X, en mijn lichaam werd vanaf de nek gevoelloos. Het had ook een voordeel: geen pijn meer. Het nadeel: Hank haalde mijn handen van zijn nek.
‘Verdorie, wat is ze koppig,’ zei Hank, over zijn keel wrijvend.
‘We kunnen dreigen haar vriendin iets aan te doen… Anne-Jade draagt een band,’ zei Ponife.
‘Ik denk niet dat ze nog vriendinnen zijn. Maar…’ Hij dacht even na. ‘We kunnen wel iemand anders vinden om wie ze geeft. Laat haar maar gaan.’
Met een schok keerde het gevoel terug. Ik hapte naar adem toen duizenden naalden in mijn huid werden gestoken. Maar de pijn kon me nauwelijks afleiden van de tevreden blik in Hanks ogen.
‘Vertel ons waar je vriendje zich verstopt, anders nodigt Bubba Boom je moeder uit om hierboven op bezoek te komen.’
Machteloze woede borrelde in me op. Ik beet op mijn lip. ‘Niveau één, Sector H1.’
‘Nou, dat viel toch best mee?’ Hanks kleinerende toontje werkte me op mijn zenuwen. Hij kwam overeind en liep naar de deur.
‘Waarom kon die elektrische puls de band niet uitschakelen?’ vroeg ik Ponife, voor hij Hank kon volgen.
‘Hij is afgeschermd,’ zei hij.
Ik liet mijn vingers over de band glijden. ‘Waar is hij van gemaakt?’
‘Levend metaal. Een geniaal staaltje technologie dat we hebben geperfectioneerd.’
Nadat ze de celdeur hadden afgesloten ging ik op de mat liggen. Ik vroeg me af hoelang het zou duren tot ze doorhadden dat ik ze naar de afvalverwerkingscentrale had gestuurd. Niet naar een schuilplaats. Ik wist niet waar Riley en Jacy waren.
Toen drong tot me door dat Ponife al die tijd had geweten waar ik was, als mijn band gewoon gewerkt had. Hank had niet gevraagd naar de Expansie of de ruimtehaven. Dat kon betekenen dat Ponife die informatie voor zich had gehouden. Een interessant gegeven, dat ik misschien in mijn voordeel kon gebruiken.
Uren later kwam Ponife terug met Fosord, de andere Outsider. Geen Hank. Ik werkte mezelf omhoog tot ik op mijn elleboog steunde en bestudeerde hen. Ze droegen allebei opperkleren en hadden een serieuze uitdrukking op hun gezicht. Ponife had de metalen X in zijn rechterhand.
Fosord wenkte me. ‘Kom.’
Aangezien ik weinig keus had, stond ik op en volgde Fosord. Ponife bleef vlak achter me, terwijl we door het cellenblok op niveau vijf liepen. Als bij een celdeur een rood lichtje brandde, vlak bij het slot, betekende het dat er iemand in zat. Na tien cellen stopte ik met tellen – te deprimerend.
Fosord stopte voor een van de deuren en schoof een metalen plaatje opzij.
‘Kijk,’ zei hij.
Bittere angst welde op in mijn keel. Ik slikte moeizaam. Toen ik naar binnen keek, zag ik Jacy. Zijn gezicht was bont en blauw, en hij zat aan iets onzichtbaars om zijn nek te trekken – ongetwijfeld een commandoband. Fosord sloot het luikje weer voordat ik iets kon zeggen.
Bij de volgende cel deed hij hetzelfde. Ik weigerde hem te volgen, maar zijn blik gleed naar een punt achter me.
‘Trella…’ zei Ponife dreigend.
Ik zette me schrap voor de volgende schok en keek naar binnen. Logan zat op de mat, met zijn hoofd in zijn handen. We gingen naar de volgende cel. Daar lag Riley op de mat, alsof hij in slaap was, maar misschien was hij wel bewusteloos. Er droop bloed uit een grote snee op zijn voorhoofd. Mijn benen weigerden dienst, en ik zonk ineen op de vloer. Fosord sloot het luikje.
Ponife hurkte naast me neer. ‘Zie je wel? We hebben al je vrienden. Nu zul je meewerken.’
‘Jullie hebben me niet nodig,’ zei ik. ‘Of hebben jullie gewonden?’